Overijselse gemeente van 345 ha, met (1951) 2075 inw., van wie (1947) 88 pct R.K., 10,5 pct Prot. en 1,5 pct andersdenkenden, in het N. van Twente. Er is een heuvelachtige bodem.
Het stille landstadje Ootmarsum (1947 1690 inw.) heeft enige industrie (weverijen, confectie, baksteen, tabak, boter), een oude kerk (12de-15de eeuw, met een toren van 1842), een stadhuis uit 1778 en enkele oude gevels.Een oud Paasgebruik is hier het „vlöggelen”, waarbij honderden inwoners hand in hand een lange keten vormen en onder het zingen van godsdienstige liederen door de straten trekken. In de nabijheid liggen de 75 m hoge Kuiperberg, een ,,lös hoes” op de Bülenbelt, en het schilderachtige Oud-Ootmarsum, waar tot 1196 de stad lag, die door graaf Otto van Gelre werd verwoest.