Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

Ondernemersinkomen

betekenis & definitie

is het inkomen, dat een ondernemer (zie boven) toevloeit uit hoofde van zijn deelneming aan het productieproces. Het ondernemersinkomen wordt gewoonlijk opgevat als te bestaan uit drie delen, nl. een inkomensdeel dat ontstaat door het optreden als ondernemer in de eigenlijke zin, de ondernemerswinst (z winst); een vergoeding voor de verrichte arbeid voorzover die ook door andere krachten had kunnen worden gedaan, het ondernemersloon; als derde neemt men de interest over het eigen kapitaal.

In de statistieken van het nationaal inkomen komen deze categorieën nog met enkele andere posten (pachten en huren) vermengd als één geheel voor. Voor Nederland is berekend, door het Centraal Bureau voor de Statistiek, dat het werknemersaandeel in het netto nationaal inkomen over 1949 48,5 pet bedroeg, het aandeel van het ondernemersinkomen 51,5 pet. Hierbij is het woord ondernemer in ruimer verband gebruikt dan meestal in het dagelijks spraakgebruik; er onder vallen: de zelfstandige boeren, klein- en groothandel, de vrije beroepen, eigenaars van persoonlijke ondernemingen, kapitaalbezitters en grondeigenaren; in wezen is het een restpost, overblijvend na de berekening van het werknemersinkomen. De onderscheiding tussen ondernemerswinst en ondernemersloon is van meer dan statistisch belang. Bij onderzoekingen bijv. naar kostprijzen met het oog op de economische politiek of bij vergelijking van de rentabiliteit van ondernemingen moet rekening worden gehouden met het gecalculeerde ondernemersloon, d.i. het bedrag dat de ondernemer zou hebben moeten uitgeven, indien hij de uitvoerende arbeid (bij het boerenbedrijf bijv. de handarbeid), die thans door hemzelf of familieleden werd verricht, door gehuurke krachten had moeten laten verrichten. Hetzelfde geldt ook bij kleinhandelsbedrijven; men krijgt een scheef beeld van de rentabiliteit, indien het bedrag, dat de ondernemer zou hebben kunnen verdienen, wanneer hij zich in vergelijkbare loondienst had begeven, niet als een minimum beloning onder de kosten wordt opgenomen. Beschouwingen en toepassingen vindt men in de publicaties van het Landbouw Economisch Instituut en van het Economisch Instituut voor de Middenstand.PROF. H. W. LAMBERS

Lit.: Publ. v. d. Sociaal-Economische Raad, no 1 (1951).

< >