is degene, die tot taak heeft het oprichten en/of instandhouden en vergroten van een onderneming. De 19de-eeuwse economisten zagen de typische ondernemer in de private persoonlijke onderneming, waar leiding en kapitaalverschaffing samenvielen.
De ondernemer was degene, die op eigen risico zijn kapitaal en werkkracht met andere productiemiddelen combineerde en van wiens reageren op de marktsituatie het renderen van de onderneming afhing. Deze figuur komt nog in talrijke sectoren van het economisch leven voor. Het ware een vertekening van de werkelijkheid, als men het ondernemer-zijn tot deze groep beperkte. Het opkomen van de N.V., vooral zoals toegepast bij de middelgrote en grote onderneming, heeft een tweede ondernemerstype doen ontstaan. Deze ondernemers specialiseren zich, werkende met vreemd kapitaal, op het dragen van verantwoordelijkheid voor het ondernemingsbeleid. Dit wordt gevoerd in een maatschappij met steeds wisselende situaties, waardoor onzekerheid over het resultaat bestaat.
Ten gevolge van deze onzekerheid — die ook uit de economische orde kan voortvloeien, institutionele onzekerheden — is een voortdurende stroom van beslissingen noodzakelijk, die actief optreden eist. De theorie, waarbij de ondernemersfunctie wordt gelegd bij de aandeelhouders, moet op deze grond voor de moderne onpersoonlijke onderneming als onaanvaardbaar worden beschouwd. De aandeelhouder kan deze activiteit niet uitoefenen. Door het beschikbaarstellen van kapitaal loopt hij risico. Dit is een functie op zichzelf, doch geen ondernemende functie. Vergelijkbaar staat het met de uitvoerende arbeid: door zich aan een onderneming te verbinden deelt de arbeider in de onzekerheid van het ondernemingslot.
Ook dit schept geen ondernemersfunctie. Ondernemer is degene, of, zoals vaker voorkomt, zijn degenen, die bij het samenbundelen van deze productieve krachten de verantwoordelijkheid voor de uitkomst in laatste instantie dragen.Schumpeter ziet de ondernemersfunctie nog exclusiever. Het opvangen van onzekerheden is volgens hem geen ondememersdaad, zo lang dit zich beperkt tot een op routine gebaseerd aanpassen aan van buiten komende wijzigingen; hij spreekt in dat geval van manager, bewindvoerder. Ondernemer is, zo gezien, alleen degeen, die zelf onzekerheden schept door het invoeren van nieuwe combinaties van productiemiddelen, van nieuwe producten, van het scheppen van nieuwe markten. Naast deze naar buiten gerichte functie stelt men tegenwoordig graag een interne functie: de ondernemer draagt niet alleen de verantwoordelijkheid voor een zo gunstig mogelijk ondernemingsresultaat in totaal, doch ook voor het tot stand komen van dit resultaat onder maatschappelijk aanvaardbare verhoudingen (de sociale ondememersfunctie). Het is duidelijk dat bij een zo groot aantal aspecten in de grote ondernemingen de ondernemersfunctie door een groep moet worden gedragen. In het licht van de gang van zaken in deze eeuw lijkt de beperking van de ondernemersfunctie tot de private sector weinig vruchtbaar; de onderneming met overheidsdeelneming (gemengde onderneming) en de onder overheidsbeheer staande lichamen, die deelnemen aan het productieproces, vertonen in de constructie van de leiding een sterke verwantschap met de grote onpersoonlijke private onderneming (z winst).
PROF. H. W. LAMBERS
Lit.: J. Schumpeter, Capitalism, Socialism and Democracy (5de dr. London 1950); Change and the Entrepreneur (Harvard 1949); H. J. Keus, De ond. en zijn sociaal-economische problemen (Haarlem 1942); B. van Deventer, Wins- en prysteorie, met spesiale verwysing na: die entrepreneur, sy functies en beloning (Amsterdam 1952).