Vlaams diplomaat en geleerde (Komen 1522 - Maillot, bij Rouaan, 28 Oct. 1592), vergezelde in 1554 Peter Lassa, afgezant van de Roomse koning Ferdinand I, naar Engeland en werd zelf in het daaropvolgend jaar naar sultan Soliman II te Amasia gezonden, om de vrede tot stand te brengen. Daarna was hij van 1556-1562 als gezant van Ferdinand I te Constantinopel werkzaam.
Na zijn terugkeer werd hij opvoeder der zonen van Maximiliaan II, begeleidde in 1570 de aartshertogin Anna naar Madrid en keerde in 1571 terug. Van zijn geschriften zijn de reisbeschrijvingen: Itinera Constantinopolitanum et Amasianum (later onder de titel: Legationis turcicae epistolae IV, Parijs 1581, enz.), waarin hij door het blootleggen van de werkelijke toestand van het Osmaanse rijk de angst voor de Turken deed verdwijnen, en Epistolae ad Rodolphum II Imperatorem e Gallia scriptae (uitgegeven door Houwaert, Leuven 1630) de voornaamste. Zijn gezamenlijke werken verschenen in 1633 te Leiden en in 1740 te Bazel. De Griekse manuscripten, door hem verzameld, bevinden zich in de Hofbibliotheek te Wenen.
Hij is het, aan wie we te danken hebben, wat wij van het Krimgotisch bezitten. Hij ontdekte in Angora het Monumentum Ancyranum en bracht planten en dieren naar Duitsland over, waarvan verscheiden, o.a. de vlierboom en de tulp, inheems geworden zijn.Lit.: Forster and Daniël, Life and letters of O. G. de B. (London 1881); Viertel, B.’s Erlebnisse in der Türkei (Göttingen 1902).
