wil de Christenheid van over de bewoonde aarde (Gr. oikoemenè, bewoonde aarde, de Christelijke wereld) terugbrengen tot het gemeenschappelijk leven binnen de Wereldkerk van Christus, in eenheid van geloof, eredienst, sociaal getuigenis en Christelijk leven. Men dient twee betekenissen in het woord Oecumenische Beweging van elkaar te onderscheiden.
Eensdeels wordt er mee bedoeld de oecumenische idee die het leven van alle kerken doortrekt, ook het leven van die groepen die buiten de Wereldraad van Kerken staan. Anderdeels verstaat men er die historische beweging onder, die in het begin van de 20ste eeuw is begonnen en die haar organisatorische gestalte ten slotte in de Wereldraad van Kerken heeft gevonden.De eerste roerselen van deze Oecumenische Beweging in haar historische zin zijn waar te nemen in het midden van de 19de eeuw. Men noemt die eerste tijd tot 1900 wel de periode van de praeoecumenische beweging. De grote Christelijke tradities of confessies werden zich alle van hun bovennationaal karakter bewust en stichtten hun confessionele wereldverbanden. De Anglicaanse wereldgemeenschap opende de rij met de eerste Lambeth-conferentie van 1867, daarna telkens om de 10 jaren gehouden. Lutheranen, Presbyterianen, Congregationalisten, Baptisten en vele andere denominaties volgden. Deze bewegingen waren internationaal confessioneel van aard.
Ze hebben met de eigenlijke oecumenische gedachte nog niet veel te maken. Daarnaast ontstonden verbanden van interconfessionele samenwerking, op nationale en internationale schaal. Vooral vanuit de practijk der wereldzending en vanuit de interconfessionele jeugdverenigingen werd de noodzaak gevoeld van een concentratie van alle krachten in dienst van het Christelijk getuigenis en van de dienst aan de wereld. Wereldjeugdorganisaties als de Y.M.C.A., Y.W.C.A. en de World’s Christian Student Federation ontstonden uit die samenwerking.
De geschiedenis van de Oecumenische Beweging in engere zin vangt dan aan rondom de eeuwwisseling. De verschillende stromingen die deze beweging constitueerden zijn los van elkaar ontstaan. Reeds in 1800 drong men in leidende kringen van de wereldzending op samenwerking aan.
De eerste wereldzendingsconferentie in Edinburgh 1910 zag de heerschouw van alle Protestantse en Anglicaanse zendingskrachten. De Internationale Zendingsraad (I.M.G.) groeide uit tot een permanent orgaan voor contacten inzake zendingsvragen. Lake Mohonk 1921 (John Mott). Verschillende leiders van andere stromingen uit het oecumenische werk zagen daar voor het eerst het visioen der Oecumene.
O.m. Charles Brent, Amerikaans Episcopaals bisschop van de Philippijnen, die wel zag dat de practische samenwerking niet vooruit zou komen wanneer niet een integratie tot een gezamenlijk nieuw geloofsinzicht en tot een gemeenschappelijke kerkopvatting daarmee gepaard ging. Uit zijn initiatief kwam de beweging voor Geloof en Kerkorde (Faith and Order) tot stand, die in Lausanne 1927 en Edinburgh 1937 vergaderde. De beweging voor Practisch Christendom (Life and Work) groeide meer in Protestants- continentale en Amerikaanse sfeer. Voortgekomen uit de oude „World Alliance for Promoting Friendship through the Churches” werd zij groot door het levenswerk van de Zweedse Aartsbisschop Nathan Sóderblom, die na Wereldoorlog I in Oud-Wassenaar 1919 pleitte voor een permanente Raad der Christenheid, die het getuigenis der kerken op sociaal en internationaal terrein zou doen horen. Hieruit kwamen de conferenties van Stockholm 1925 en Oxford 1937 voort. Deze beweging heeft veel gedaan voor het aankweken van vredes- en verzoeningsgezindheid tussen de volken; voor ontspanning o.a. tussen enkele Balkanstaten bij dreigend conflict en voor de bescherming van godsdienstige en culturele minderheden. De 4de stroming was die van de evangelisatorische bewogenheid, welke vooral haar bedding vond in de eerder genoemde internationale jeugdbewegingen.
Het was de toenmalige aartsbisschop van Canterbury William Temple, die zag hoe deze 4 stromingen bijeengebracht konden worden in een beweging die dit alles zou omvatten. Zo kwam het tot een voorstel tot de oprichting van een Wereldraad van Kerken in Utrecht 1938. Men besloot voor het tijdperk van 10 jaar zulk een Raad te stichten. Toen kwam Wereldoorlog II tussenbeide. Hij heeft de kerken niet van elkaar vervreemd, maar sterk naar elkander toegebracht. In concentratie- en krijgsgevangenkampen, in steun aan verweesde zendingsvelden en in de hulpverlening aan de kerken in geteisterde gebieden geschonken werd de oecumenische gezindheid als realiteit ervaren.
De noodzaak van overleg en samenwerking in de wereld na Wereldoorlog II heeft dit besef versterkt. Zo waren de 4 stromingen in de nieuwe bedding samengekomen nl. in die van de Wereldraad. In Amsterdam 1948 kreeg de organisatie van deze Raad een definitieve gestalte. Meer dan 150 kerken spraken uit samen een nieuwe phase der kerkgeschiedenis te willen beginnen.
De R.K. kerk onthield en onthoudt zich nog heden van deelname uit dogmatische en pastorale overwegingen. Dat sluit niet uit, dat enkelen van haar bekwaamste woordvoerders een krachtig aandeel nemen in de discussie over een oecumenische theologie (M. J. Gongar, M. Villain, M. Pribilla, P.
Couturier e.a.). De irenici onder deze theologen zoeken een Katholieke oecumeniciteit te ontwikkelen waardoor ook deze Kerk, langs de weg van hervorming en vernieuwing zich voorbereidt op en zich waardig maakt tot het terugkeren van de gescheiden broeders.
De Oosterse kerken die met het patriarchaat van Constantinopel in verbinding staan nemen deel aan de Wereldraad; voor zover zij onder invloed van het patriarchaat van Moskou staan, hebben zij zich tot heden gedistantieerd. In Nederland onthielden de Gereformeerde en Ckr. Geref. Kerken zich, maar de discussie over de oecumenische verantwoordelijkheid gaat ook in die kring voort. Vooral vanuit Amerika hebben in de jongste tijd stemmen zich doen horen ten gunste van andere bewegingen tot aaneensluiting der Christenheid. Fundamentalistische kringen in de U.S.A. hebben de International Council of Christian Churches en de National Association of Evangelicals ook elders in de wereld willen invoeren. Deze machtsconcentraties van enkel Prot.-orthodoxe groeperingen beogen alleen de samenwerking van Prot. orthodoxen in zaken van pers, radio en evangelisatie. Zij houden zich met het vraagstuk van de gescheurdheid der ganse Christenheid niet bezig. „Oecumenisch” kan men deze bewegingen niet noemen.
Onder de meeste Vrijzinnige groeperingen bestaat grote belangstelling voor de Wereldraad. Onder uitgesproken vrijzinnige formaties, o.a. in het Internationaal Verbond voor Vrijzinnig Christendom (I.V.V.C.) georganiseerd, worden ook groepen gevonden, die aan de Wereldraad niet deelnemen, omdat het patroon van geloof en leven, waarnaar de Oecumenische Beweging het herstel der Christenheid nastreeft, hun als verouderd voorkomt.
Zo zetten de belangrijkste tradities der Christenheid, Oosters Orthodoxen, Anglicanen, Oud-Katholieken, Reformatorische en Protestantse kerkformaties zich voor het werk der Oecumene in. Naast haar werk voor de Wereldraad blijven de Kerken tegelijkertijd behoren tot haar eigen confessionele wereldbonden waarin zij zich bezinnen op de bijdrage die haar eigen confessie nog steeds heeft, zowel in de wereld van heden als ook in het theologisch gesprek der kerken binnen de Wereldraad (z Wereldraad van Kerken).
DR H. VAN DER LINDE
Lit.: H. v. d. Linde, De oecumenische beweging (1947).