Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

Nuina Denis FUSTEL DE COULANGES

betekenis & definitie

Frans historicus (Parijs 18 Mrt 1830 - Massy, Seine et Oise, 12 Sept. 1889), was van 1853 tot 1855 verbonden aan de Franse School te Athene en nam o.a. deel aan opgravingen op Chios. Na enkele jaren leraar bij het middelbaar onderwijs te zijn geweest, werd hij in 1860 professor in de geschiedenis aan de universiteit te Straatsburg.

Daar schreef hij zijn beroemd werk La cité antique (1864; verbeterde ui tg. 1875), dat ondanks het onhoudbare van de hoofdstelling (overwegend belang van de godsdienst in de politieke en sociale evolutie van Griekenland en Rome) niettemin, wegens zijn literair-stylistische hoedanigheden, een der grote meesterwerken blijft van de Franse wetenschappelijke literatuur der 19de eeuw. In 1870 werd Fustel de Coulanges hoogleraar te Parijs, eerst aan de École Normale Supérieure, waar hij zelf gestudeerd had, vervolgens aan de universiteit van Parijs (1875); ten slotte werd hij in 1880 benoemd tot directeur van de École Normale Supérieure. Te Parijs wijdde hij zich vooral aan de studie van de instellingen van het vroegmiddeleeuwse Frankrijk en inzonderheid — onder de invloed van de gebeurtenissen van 1870-’71- aan de Germaanse invallen in het Romeinse rijk en hun gevolgen. Programmatisch was zijn opzienbarend opstel L’invasion germanique au Ve siècle (Revue des Deux Mondes XCIX, 1872), waarin hij ontkende dat de veroveringen der Germanen diepgaande veranderingen zouden hebben teweeggebracht of het begin van een nieuw tijdperk zouden betekenen (z Dubos).

Het eerste deel van zijn monumentaal werk Histoire des institutions politiques de l’ancienne France, verschenen in 1874, werd zowel in Duitsland (o.a. door Brunner) als in Frankrijk heftig aangevallen. Hij herwerkte het in drie delen: La Gaule romaine (1891), L’invasion germanique et la fin de l’empire (i8gi), La monarchie franque (1888). Drie andere delen volgden: L’alleu et le domaine rural pendant l’époque merovingieme (i88g); Les origines du système feodal: le bénéfice et le patronat (i8go); Les transformations de la royauté pendant l’époque carolingienne (i8g2). Alle zijn ze even schitterend van stylistisch standpunt als La cité antique. Tevens zijn deze werken goed gedocumenteerd, maar toch historisch niet altijd betrouwbaar, noch waar het gaat om de algemene stellingen, noch waar het betreft detailpunten.

Het beoordelen van de juiste waarde van de geraadpleegde bronnen was inderdaad één der zwakke zijden van deze grote historicus. Een reeks kleinere studiën werd ten dele door hem zelf, ten dele na zijn dood door zijn leerling Camillejullian, gebundeld in Recherches sur quelques problèmes d’histoire (1885); Nouvelles recherches sur quelques problèmes d’histoire (1891); Questions historiques (1893).DR L. VOET

Lit.: P. Guiraud, F. d. C. (1896); Ed. Champion, Les idéés politiques et religieuses de F. de C. (1903); U.

Stutz in Ztschr. f. Rechtsgesch. Germ. Abt. dl 46 (1926); C.

Jullian, in Rev. d. Deux Mondes, 15 Mars 1930; J. M. Tourneur-Aumont, F. d. c. (1931).

< >