ook wel Chio (Skio), in het Turks Sakys Adassi (Mastikeiland) genaamd, was een der schoonste en vruchtbaarste Turkse eilanden in de Aegeïsche Zee, totdat het in de Griekse Onafhankelijkheidsoorlog door de Turken werd uitgemoord en vervolgens in 1881 door een reeks aardbevingen werd verwoest, terwijl ook in 1883 geweldige aardschokken plaats hadden. Het ligt tegenover de westkust van Klein-Azië op 38°30' N.Br. en 26° O.L.v.Gr., ten Z. van het eiland Lesbos en beslaat een oppervlakte van 827 km2.
Voorheen heeft het eiland de namen gedragen van Athalia, Makris, Pityusa en Ophiusa. Zijden en katoenen stoffen, geconfijte vruchten, graan, vee, zout, leder, zuidvruchten, brandewijn en mastik zijn de producten van het land. Het eiland behoorde vóór de Balkanoorlog tot het Turkse vilajet Dsjesari-Bahri-Sefid en telt met de kleine naburige eilanden, waarmede het thans de Griekse nomos Chios vormt, 72 452 inw., meest Grieken. De hoofdplaats Chios (vroeger ook wel Kastron geheten), op de oostkust gelegen, telt 22 122 inw., is zetel van een Grieks-Orthodoxe en van een Latijnse bisschop, wordt door een kasteel beschermd en bezit een haven met twee lichttorens.Het enige gedenkteken uit de Oudheid, dat men op het eiland aantreft, is de School van Homerus, een plaats, waar volgens de overlevering deze dichter zich met zijn leerlingen verenigde; het is niets anders dan een cirkelvormige bank in de rots, een teerlingvormige steen, ter hoogte van J m omgevende. Waarschijnlijk moet het als een voormalig heiligdom van Kybele worden beschouwd.
Vanouds beweerde Chios het vaderland van Homerus te zijn. Toen de Perzen Klein-Azië binnenvielen en er tot de Griekse volksplantingen doordrongen, toonden de inwoners van Chios weinig belangstelling voor hun verdrukte broeders en gaven zich zonder slag of stoot aan Cyrus over (546 v. Chr.). Later echter namen zij (in 500 v.
Chr.) deel aan de Ionische opstand tegen de Perzische heerschappij en streden bij het eiland Lade op 100 schepen met grote moed voor de gemeenschappelijke vrijheid. Hierna werden zij door Histiaios, de aanvoerder van de Ioniërs, overvallen en kwamen daarna weder in de macht van de Perzen, die vele inwoners als slaven wegvoerden. Na de slag van Mykale (479) nam Chios als een republiek deel aan de Attische Zeebond. Het bereikte een hoge trap van welvaart en verschafte belangrijke hulp aan de Atheners in de Peloponnesische oorlog.
In 412 verbond Chios zich echter met Sparta en maakte ook Milete en andere Ionische steden los van het verbond met Athene. Tijdens de Corinthische oorlog verbond het zich weer met Athene en sloot zich in 377 bij de Tweede Attische Zeebond aan. Gesteund door Maussollus viel het in 357 met Rhodos en Kos af, waardoor de Bondgenotenoorlog ontstond. Chabrias kon het eiland niet veroveren en Chares verloor er een zeeslag.
Bij de vrede in 355 legde Athene zich bij de nieuwe toestand neer. Later voerde Memnon, een Perzisch veldheer, er een korte tijd heerschappij. Na de oorlog van koning Philippus V kwamen de inwoners van Chios het eerst in aanraking met de Romeinen. Tot beloning voor de in de oorlog tegen Antiochus de Grote van Syrië bewezen hulp, werd het eiland door Rome tot een vrijstaat verklaard en genoot het ook de gunst van de Romeinse keizers.
In latere eeuwen maakte het deel uit van het Oostromeinse rijk en deelde in de lotgevallen van die staat. Gedurende de Griekse bevrijdingsoorlog kwamen ook de inwoners van Chios in verzet (Febr. 1821) tegen de Turkse heerschappij, maar moesten het onderspit delven, waarop de Turken er een vreselijke wraak namen. In Apr. 1822 werden 23 000 inw. vermoord en 47 000 als slaven verkocht, terwijl slechts 5000 ontsnapten. Een hernieuwde poging, in 1827 beproefd, om zich onafhankelijk te maken, mislukte eveneens, en bij de vorming van het koninkrijk Griekenland werd Chios er niet in opgenomen.
In 1914 maakten zowel Turkije als Griekenland aanspraak op het eiland, maar het bleef sindsdien Grieks bezit.
H. A. BOMER
Lit.: Fustel de Coulanges, L'Île de Chio (Paris 1893); Pernot, En pays turc, L’ile de Chio (Paris 1903); Ph. P. Argenti, Bibliogr. of Chios from classical times to 1936 (London 1942).