Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

NOORDSE OORLOGEN

betekenis & definitie

noemt men niet alleen de gewapende conflicten tussen Zweden en de Westskandinavische rijken, maar ook de strijd tussen Zweden enerzijds en Rusland en Polen anderzijds, uiteraard gesteund door Denemarken en Noorwegen en later door Noordduitse vorsten en de Keizer, die belang hadden bij de vernietiging van Zwedens macht over en om de Oostzee. De geografische ligging dier landen bepaalde het uitbreken der conflicten: Bohuslen maakte van oudsher deel uit van Noorwegen, Halland, Skaane (Schonen) en Blekinge van Denemarken, dat door het bezit dier drie kustlandschappen de Sont beheerste.

De vereniging van het eigenlijke Zweden met Götland in de vroege Middeleeuwen had tot gevolg, dat Zweden een uitweg moest zoeken naar de open zee, aan de mond van de Götaalv, tussen Bohuslen en Halland, waar achtereenvolgens diverse sterkten werden opgericht. Dit gaf aanleiding tot herhaalde moeilijkheden met Denemarken-Noorwegen, het in de eerste helft van de 16de eeuw verenigde tweelingrijk. In het Oosten heeft Zweden zonder veel verzet te ontmoeten zijn expansiezucht kunnen bevredigen door het koloniseren en veroveren van Finland. Dat verontrustte op den duur Rusland en Polen, vooral nadat ca 1550 de Zwaardorde haar gebied in de Estnische provincies had geseculariseerd en niet alleen Rusland en Polen de nieuwe staat aan hun gebieden wensten toe te voegen, maar ook Zweden althans delen er van wilde annexeren, ten einde daardoor de kust van Finland tegen aanvallen te beschermen. Oorzaak van conflicten was ook, dat de Deense koning de verheffing van de bevrijder Gustaaf Wasa in 1523 niet erkende en de Poolse koning Sigismund III Wasa en zijn beide zoons, vertegenwoordigende de oudere katholieke tak van dat huis, niet wilden berusten in de successie in Zweden van de jongere Lutherse lijn. Eerst de nieuwe geschiedenis kent hevige en langdurige oorlogen, vaak in samenhang met de grote Europese conflicten, die het gevolg waren van de rivaliteit der huizen Bourbon en Habsburg. 1563—1570

De zgn. driekronenoorlog: de Deense koning maakte aanspraak op het voeren van de drie Zweedse kronen in zijn wapen. De Denen behaalden aanvankelijk grote successen: Alvsborg aan de mond van de Götaalv werd genomen, Wadstena en Linköping verwoest, maar zij moesten door het uitblijven van versterkingen terugtrekken (1568). Onder bemiddeling van de Keizer sloten beide partijen vrede te Stetlin; er werd bepaald dat Denemarken Alvsborg moest teruggeven na betaling door Zweden van een som gelds. In het O. verwierf Zweden Estland en Lijfland. Rusland was in deze oorlog neutraal gebleven.

1570-1595

Aan het einde van deze moorddadige herhaaldelijk door wapenstilstanden onderbroken oorlog met Rusland behield Zweden bij de vrede van Tyassind Estland en Lijfland en behoudens enkele grenswijzigingen inland.

1611-1613

De Kalmarse Oorlog, zo genoemd naar de verovering door Denemarken van die gewichtige stad. Het conflict verliep in den beginne niet gunstig..voor Zweden, dat ook te strijden had tegen Rusland en Polen. Alvsborg werd opnieuw genomen, het kort tevoren gestichte Göteborg verwoest. De onder bemiddeling van Engeland gesloten vrede te Knared bepaalde dat Alvsborg ook ditmaal tegen betaling van een som geld zou worden gerestitueerd en de Zweedse schepen tolvrij door de Sont zouden mogen varen. De Deense koning mocht de drie Zweedse leeuwen in zijn wapen voeren, maar deed afstand van zijn aanspraken op de Zweedse troon. De afloop van de gelijktijdige oorlogen in het O. was voor het bedreigde land gelukkig; Zweden verwierf bij de vrede van Stolbowo (1617) de gehele kust van de Finse bocht; en als gevolg van Gustaaf II Adolfs overwinningen op Polen, in 1620 en volgende jaren, moest dit rijk bij de bestanden van 1629 en 1635 er in toestemmen dat Zweden Lijfland behield. Ook door de suprematie van zijn voor regelmatig troepenvervoer onmisbare vloot was Zweden de eerste Oostzeemacht geworden, vooral nadat Denemarken een interventie in de Duitse zaken duur had moeten bekopen (4 Dertigjarige oorlog).

1643-1645

Zowel Christiaan IV’s nijd en bezorgdheid over de Zweedse successen in het Duitse Rijk als de moeilijkheden die hij, ondanks de bepalingen van de vrede van Knared, Zweedse en ook Nederlandse schepen bij het binnenvaren in de Sont berokkende, veroorzaakten een conflict met de oude vijand. Torstenson viel Denemarken uit het Zuiden aan en een Nederlands-Zweedse vloot onder aanvoering van Maarten Thijssen Anckerhjelm bestookte de Deense kusten. Bij de vrede van Brömsebro behielden de Zweden tolvrijheid in de Sont en moest Denemarken het kustlandschap Halland verpanden en de Noorse provincie Jamtland en het Oostzee-eiland Gotland aan Zweden afstaan.

Van grote betekenis voor Europa waren de drie conflicten van 1655-1658 en 1658-1660, van 1672-1679 en van 1700-1721. Zweden had inmiddels bij de Westfaalse vrede in het N. van het Duitse Rijk bezittingen verworven: de geseculariseerde bisdommen Bremen en Verden en een deel van Pommeren met de mond van de Oder.

1. Tijdens de regering van Sigismund III Wasa’s jongste zoon Johan Casimir was de termijn, waarvoor het bestand in 1635 was verlengd, verlopen. De Zweedse koning Karel X Gustaaf besloot door een krachtige aanval zijn aartsvijand, verzwakt door moeilijkheden met Rusland, tot een definitieve vrede te dwingen. Van Pommeren uit drong hij Polen binnen en veroverde, ditmaal nog bijgestaan door Brandenburg, dat voor Pruisen aan Polen onderhorig was, de beide steden Warschau en Krakau. Maar zijn positie werd moeilijk, toen de Grote Keurvorst, bevreesd voor een te grote macht van Zweden en begerig naar het bezit van de Odermond, zich uit de strijd terugtrok en de Deense koning Frederik III hem de oorlog verklaarde en een poging waagde om de gedurende het laatste conflict geleden nederlagen te wreken. Deze werd gesteund door de Republiek en haar gezant in Kopenhagen, Van Beuningen, die niet wenste, dat Zweden de toegangswegen tot de Oostzee zou beheersen en de Sont zou kunnen sluiten. De Zweedse koning trok terug naar Pommeren en rukte in de strenge winter van 1657 op 1658 door het Noorden van het Duitse Rijk, Sleeswijk, Jutland, eerst over het ijs van de Kleine-, dàn door Funen, Langeland over het ijs van de Grote Belt naar Laaland, Falster en Seeland op, een uiterst vermetele tocht, een der merkwaardigste krijgsverrichtingen van de geschiedenis. Hij dwong kort nadien de Deense koning tot de vrede van Roskilde, waarbij bepaald werd, dat Denemarken niet alleen de vier kustlandschappen ten oosten van de Sont, maar ook de Noorse provincie Trondhjem en het Oostzee-eiland Bornholm aan Zweden afstond en de Sont voor vreemdelingen zou worden gesloten. Kort na het sluiten van deze vrede landde hij wederom, bevreesd voor een Deense aanval, op Seeland. Ditmaal was zijn succes gering. De belegerde hoofdstad verdedigde zich dapper, een Nederlandse vloot en Brandenburgs-Keizerlijke troepen behaalden overwinningen ter zee en te land. Na het onverwachte overlijden van Karel X Gustaaf in 1660 te Göteborg sloot het regentschap onder bemiddeling van de westelijke mogendheden vrede te Kopenhagen en te Oliva, resp. met Denemarken en met Brandenburg, Polen en de Keizer. Trondhjem en Bornholm kreeg het tweelingrijk terug; en Johan Casimir Wasa gaf zijn aanspraken op de Zweedse troon op en erkende de Zweedse bezetting van Lijfland. De Grote Keurvorst werd souverein hertog van Pruisen en de Sont werd voor allen toegankelijk gesteld.
2. Inmiddels trachtte de Franse koning door offensieve oorlogen voor zich en zijn huis de hegemonie in Europa te verwerven. Zweden koos althans in het eerste conflict de Franse zijde. Gedurende de 9-jarige oorlog (1688-1697) bleef het neutraal en trad de Zweedse koning op als bemiddelaar tijdens de onderhandelingen te Rijswijk. Geduchte vijanden vond Zweden, van 1672 tot 1679, in Denemarken, dat de nederlaag van 1658 wilde wreken en de kustlandschappen wilde veroveren, vandaar de naam „Schonense oorlog”, en te meer gevaarlijk was, omdat na de débâcle het erfelijke en absolute koningschap de Deense strijdkrachten voortreffelijk had georganiseerd en het regentschap in Zweden de weermacht had verwaarloosd. Met Brandenburg-Pruisen voegde zich ook Keur-Brunswijk, dat Bremen en Verden wenste, bij de coalitie. M. F. Gyldenlöve en Niels Juel behaalden te land en ter zee overwinningen, maar de kans keerde, toen de jeugdige koning Karel XI het bevel op zich nam en de Denen in Schonen versloeg. Bij de vredesverdragen te Saint Germain en Fontainebleau behield Zweden de betwiste kustlandschappen en ook de Odermond, ondanks de overwinning in 1675 bij Fehrbellin van de Grote Keurvorst.
3. Tegen de aggressie van het huis Bourbon en die van het huis Wasa en het dominium Maris Baltici van Zweden streed gedurende de eerste twintig jaren van de 18de eeuw nagenoeg geheel Europa. De jeugdige Zweedse koning Karel XII sloeg een Deense aanval snel af. Na deze vijand tot vrede te hebben gedwongen wendde hij zich eerst naar Rusland, nadien naar Polen, die beide eveneens de nederlaag leden. De Poolse koning Augustus, tevens keurvorst van Saksen, verving Karel door de hem welgezinde Stanislaus Leszinsky. Daarop drong hij Saksen binnen en noopte hij ook Augustus vrede te sluiten en hem de Lijflandse edelman Patkul uit te leveren, die, door de Zweden in zijn belangen benadeeld en om zijn intriges wegens hoogverraad ter dood veroordeeld, naar het Duitse Rijk de wijk had genomen en daar als geheim agent van Augustus zich beijverd had een verbond tot stand te brengen tussen allen, die bij een Zweedse nederlaag belang hadden. Na in Saksen te hebben overwinterd, trok hij wederom naar Rusland; tsaar Peter I had inmiddels in Estland successen behaald en aan de mond van de Newa de grondslagen gelegd van een nieuwe stad. Evenwel, niet daar, maar in het hart van Rusland, meende Karel XII zijn vijand te kunnen treffen, te meer omdat de kozakken geneigd schenen zich tegen de Tsaar te verzetten en hun hetman Mazeppa hem steun beloofde, maar de meerderheid van diens onderdanen aarzelde. Overal omringd door vijanden, werd de Zweedse koning, op 8 Juli 1709. bij Pultawa tussen Kiew en Charkow, volkomen verslagen. Hij vluchtte naar het rijk van de Sultan en stookte deze op de Russen de oorlog te verklaren. De Sultan behaalde inderdaad enige successen, maar sloot reeds in 1711 vrede. Inmiddels hadden de oude vijanden gedurende s konings verblijf in het Zuiden grote vorderingen gemaakt, nieuwe voegden zich na de vrede te Utrecht (1713) bij hen. Toen de koning hoorde van de rampen die zijn land hadden getroffen en merkte, dat hij op ’s Sultans hulp niet meer behoefde te rekenen, vertrok hij in de herfst van 1714 als koerier verkleed met de weinige troepen die hem restten naar het Noorden en verscheen hij na een rit van slechts enkele weken in Stralsund, de enige door de vijand niet veroverde Zweeds-Pommerse stad. Na de val van deze vesting begaf hij zich naar Schonen en trachtte daar met bijstand van de Gottorpse staatsman von Görz te redden wat mogelijk was. Von Görz meende, dat de toestand van Zweden niet hopeloos was: het grondgebied was intact, onder de bondgenoten heerste onenigheid, de positie van de keurvorsten George en Augustus in Engeland en Polen was zwak. De gevaarlijkste vijand was Rusland, de minst geduchte Denemarken. Noorwegen zou kunnen worden veroverd en verkregen als vergoeding van op te geven gebied in het Oosten. In 1716 deed Karel XII een inval in Noorwegen, die mislukte; in 1718 herhaalde hij zijn poging: K. G. Armfelt zou Trondhjem bezetten, de koning zelf Christiania. Op die tocht is hij de 30ste Nov. 1718 tijdens het inspecteren van de loopgraven voor Fredrikssten, de citadel van Fredrikshald, doodgeschoten. Zijn zuster Ulrike Eleonore, op straffe voorwaarden door de Rijksdag tot opvolgster gekozen, deed in 1720 afstand van de regering ten behoeve van haar echtgenoot, de Hessische landgraaf Frederik. De nieuwe regering sloot achtereenvolgens met haar vijanden vrede, met Rusland ten slotte in 1721 te Nystad. Zweden verloor op een deel van Finland en een stuk van Pommeren na alles wat het in de loop der jaren aan de overzijde van de Oostzee had gewonnen en tevens tolvrijheid in de Sont.

De Deense koning bouwde naar aanleiding van de die grote oorlog beëindigende vrede in Noord-Seeland het fraaie paleis Fredensborg. Het Sleeswijkse deel van het Gottorps bezit werd Deens en voor intriges van deze zijde met Zweden behoefde men in Denemarken geen vrees meer te koesteren, vooral nadat in 1750 en 1767 (1773) ook de Holsteinse delen aan Denemarken waren afgestaan ( Denemarken, geschiedenis).

Men berustte in het verlies der kustlandschappen. Gedurende de 18de eeuw was de verhouding tussen Denemarken en Zweden, behoudens een korte onderbreking in 1788, goed en deze vriendschappelijke verhouding werd bezegeld door het huwelijk van de kroonprins Gustaaf met de dochter van Frederik V , Sophia Magdalena. Minder goed waren gedurende die periode de Zweeds-Russische en Zweeds-Pruisische betrekkingen. Tweemaal verklaarde de Rijksdag de oude vijanden de oorlog, op verlangen van de wraakzuchtige Hoedenpartij, Rusland in 1743, Pruisen in 1757. maar in geen der beide conflicten behaalde Zweden successen. Na Gustaaf III’s staatsgreep in 1772, bewerkstelligd gedurende Ruslands moeilijkheden met de Sultan en gesteund door Frankrijk, bestreed Zweden sindsdien versterkt in 1788 de Russen met goed gevolg en behield bij de vrede van Varala zijn Fins bezit (1791).

Gedurende de Napoleontische oorlogen ondernamen Russen en Denen een aanval. De Zweedse koning Gustaaf IV had zich in 1806 aangesloten bij de 4de Coalitieoorlog en bleef na de vrede van Tilsit zijn Engelse bondgenoot trouw; hij weigerde het Continentaal stelsel in zijn land toe te passen. Van drie zijden viel men Zweden aan, en bij de noodlottige vrede van Frederikshavn (1809) moest het zijn laatste overzeese bezit, op het deel van Pommeren na, aan Rusland afstaan. Door de welwillendheid der beide keizers mocht het de rest en zijn zelfstandigheid bewaren, na de verwijdering van de voor de catastrophe verantwoordelijk gestelde koning. Dank zij de bekwaamheid van de in 1810 gekozen kroonprins Jean-Baptiste Bernadotte, die zich in de 6de Coalitieoorlog bij Rusland had aangesloten en tegen Napoleon I met succes bij Leipzig had gestreden, verkreeg Zweden in 1814 bij de vrede van Kiel Noorwegen van Denemarken; en na de een kort gewapend conflict met Noorwegen beëindigende wapenstilstand van Moss koos het Storting nog in hetzelfde jaar de Zweedse koning Karel XIII tot korting van Noorwegen.

Sinds het Wener Congres hebben de drie Noordse rijken niet meer met elkaar oorlog gevoerd en evenmin Zweden met zijn oostelijke en zuidelijke buren. Enerzijds bestond er tot het voeren van oorlog geen aanleiding, anderzijds was het land niet sterk genoeg. De twee conflicten van Denemarken met de Duitse Bond (1848-1850 en 1864) kan men nauwelijks rangschikken onder de categorie „Noordse oorlogen”. Het streven naar culturele, economische, ja zelfs staatkundige samenwerking, dat men Skandinavisme pleegt te noemen, bevorderde de vriendschappelijke verstandhouding en de scheiding tussen Noorwegen en Zweden in 1905 voltrok zich zonder wapengeweld.

DR W. VAN BEDEN

Lit.: Zie onder de afzonderlijke staten.

< >