(volkenrecht), niet-inmenging, is — het woord zegt het reeds — het tegenovergestelde van interventie, inmenging in de binnenlandse of buitenlandse aangelegenheden van een staat. Volgens het beginsel van de non-interventie heeft iedere zelfstandige natie de bevoegdheid haar eigen aangelegenheden zelf te regelen, terwijl geen vreemde mogendheid het recht bezit om haar in de uitoefening van die vrijheid te belemmeren.
Toen in 1830 de Franse Julirevolutie ook elders dergelijke bewegingen veroorzaakte, welke de in de Heilige Alliantie verbonden vorsten tot interventie aanleiding konden geven, verkondigde men in Frankrijk het beginsel van de niet-inmenging. Koning Willem, die wegens de Belgische opstand de hulp der mogendheden inriep, moest deze door Frankrijks verzet ontberen. De non-interventie werd tot interventie, toen de mogendheden op de Londense conferentie België als onafhankelijke staat erkenden.Non-interventie was ook de gedragslijn, welke tijdens de Spaanse Burgeroorlog door een 30-tal mogendheden, w.o. Nederland, gemeenschappelijk tegenover de beide tegenstanders werd gevolgd.
Gebaseerd op door de deelnemende landen afgelegde eenzijdige verklaringen, bestond zij uit verboden van uitvoer van wapens, munitie en oorlogsmateriaal naar Spanje en van recrutering, in de deelnemende landen, van andere dan Spaanse onderdanen voor de beide strijdende legers. Een te Londen zetelende commissie, de zgn. internationale non-interventie-commissie (International Committee for the Application of the Agreement regarding non-intervention in Spain), bestaande uit vertegenwoordigers van de ter zake samenwerkende Europese mogendheden, zorgde voor de coördinatie van de door elk van haar te nemen maatregelen en voor het toezicht op de naleving der verbodsbepalingen.
Afkondiging van de non-interventie van de V.S. in de Europese politiek was, na de afwijzing van eventuele interventie van Europese staten in Amerikaanse aangelegenheden, het voornaamste doel van de befaamde boodschap, waarmede de president der V.S. James Monroe zich op 2 Dec. 1823 tot het Amerikaanse congres richtte (Monroe-leer). Lange tijd is het beginsel der non-interventie een der grondslagen van de Amerikaanse politiek geweest. Wel deed, met het groeien van hun macht, de toeneming van hun betrekkingen met de staten buiten het Amerikaanse continent het maken van inbreuken op dit beginsel in toenemende mate noodzakelijk zijn met als hoogtepunt het mededoen der V.S. aan Wereldoorlog I en het actief deelnemen aan het opstellen der vredesverdragen en het scheppen van de Volkenbond. Daarop volgde echter een periode van zich weder terugtrekken uit de buiten-Amerikaanse zaken. De V.S. weigerden lid te worden van de Volkenbond en sloten afzonderlijke vredesverdragen met de vroegere vijanden.
Wereldoorlog II heeft een periode ingeluid, welke een radicale wijziging in de buitenlandse politiek der V.S. bracht. De uitingen daarvan ziet men o.m. in hun lidmaatschap van de Verenigde Naties, het Atlantisch Pact, het Marshall-plan, het optreden in Korea, kortom hun leiderschap van de Westerse wereld.
MR L. V. LEDEBOER
Lit.: J. Quero-Morales, La politica de no-intervención (Barcelona 1937); G. Vedova to, II non intervento in Spagna (Firenze 1938) ; N. J. Padelford, Intern, law and diplomacy in the Spanish civil strife (New York 1939); G. Birr, Fortune et infortune de la neutralité. De la neutralité classique k la non-intervention (Paris 1939) ; J- P- Weber, Problèmes de droit international public posés par les guerres civiles (Genève 1940).