Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

NOAILLES

betekenis & definitie

is een oud adellijk geslacht uit de Franse provincie Limousin. Van de bekendste leden vermelden wij:

Annejules, hertog de,maarschalk van Frankrijk (Parijs 15 Febr. 1650 - Versailles 2 Oct. 1708), streed tijdens de Spaanse Successieoorlog in Catalonië en tegen de Hugenoten in Zuid-Frankrijk. Hij viel in ongenade bij Lodewijk XIV, omdat hij partij koos voor de hierna te noemen kardinaal.

Louis Antoine, kardinaal (sedert 1700) de (Kasteel v. Teissières bij Aurillac 27 Mei 1651 Parijs 4 Mei 1729), broer van de voorgaande, was sedert 1695 aartsbisschop van Parijs, nam een weifelende houding aan jegens de Jansenisten en viel daarom bij Lodewijk XIV in ongenade.

Adrien Maurice, hertog de, maarschalk van Frankrijk (Parijs 29 Sept. 1678 - 24 Juni 1766), zoon van de eerstgenoemde, onderscheidde zich in de Poolse Successieoorlog. In de Oostenrijkse Successieoorlog leed hij de nederlaag bij Dettingen (27 Juni 1743). Van 1746-1755 was hij gezant te Madrid. Zijn Mémoires zijn uitgegeven door Millot (6 dln, 1777) en zijn correspondentie met Lodewijk XV door Rousset (2 dln, 1865).

Lit.: De Mabez, Campagne de M. Ie maréchal de N. en l’année 1743. publ. p. J. Du Teil (Paris 1892).

Louis, hertog de, maarschalk van Frankrijk (21 Apr. 1713 - St-Germain-en-Laye 22 Aug. 1793), zoon van de voorgaande, was lid van de Nationale Vergadering en deed in de nachtvergadering van 4-5 Aug. 1789 het voorstel de heerlijke rechten af te schaffen.

Anne (Elisabeth), gravin de, geb. Bibesco-Bassaraba prinses de Brancovan (la comtesse de Noailles) en sinds 1897 getrouwd met Mathieu, een afstammeling van de voorgaande, Franse dichteres (Parijs 15 Nov. 1876 - 30 Apr. 1933), behoorde tot een Roemeens adellijk geslacht. In haar gedichten, plastisch en muzikaal, soms iets te weinig streng naar de vorm, maar altijd even echt van gevoel, verheerlijkt zij het leven of zingt haar liefde uit voor de natuur, waarin ze zich wil verliezen. Bewust ook van de vergankelijkheid aller dingen geeft ze in latere bundels uiting aan haar angst voor de dood, welke ten slotte tot berusting voert. Haar sensualistische natuur spreekt ook uit haar talrijke romans.

Bibl.: verzen: Le Cœur innombrable (1901); L’Ombre des jours (1902) ; Les Eblouissements (1907) ; Les Vivants et les Morts (1913) ; Les Forces éternelles (1921) ; L’Honneur de souffrir (1927) ; Poèmes d’enfance (1928); Derniers vers (1934). Romans: La nouvelle Espérance (1903); Le Visage émerveillé (1904); La Domination (1905) etc.; De la Rive d’Europe à la Rive d’Asie, souvenirs (1913).

Lit.: J. Larnac, La Comtesse de N., Sa vie, son œuvre (1931) ; M. Borély, L’émouvante destinée d’A. de N. (1939) ; I. Kirseck, A. E. Comtesse de N., diss. Jena (1939) ; Ch. du Bos, La Comtesse de N. et le climat du génie (1950).

< >