Frans sterrenkundige (Rumigny 15 Mrt 1713 - Parijs 21 Mrt 1762), bestemd voor de geestelijke stand, wijdde zich weldra geheel aan de astronomie. Na een tijdlang met J.
Cassini te hebben samengewerkt aan de kartering van Frankrijk, werd hij 1739 hoogleraar aan het Collège Mazarin, waar hij in 1746 een eigen sterrenwacht kreeg, die hij vooral gebruikte voor revisie van stercatalogi. In 1750 werd hij door de Académie des Sciences uitgezonden naar de Kaap de Goede Hoop, waar hij tot 1754 een groot aantal waarnemingen en metingen deed (parallaxbepaling van de maan in samenwerking met Lalande te Berlijn, parallaxbepaling van de zon, graadmeting, catalogisering van bijna 10 000 sterren van het Z. halfrond).Hij schreef talloze wetenschappelijke verhandelingen en leerboeken, o.m. Leçons élémentaires d'astronomie physique et géométrique (1746; vaak herdrukt, o.a. 1779 met noten van Lalande). Een belangrijk, maar zeer zeldzaam werk is Fundamenta astronomiae (1757). Over het verblijf in Zuid-Afrika handelt Journal hist. du voyage fait au Cap de Bonne Espérance (1763, met biografie van Lacaille door Carlier). De resultaten van zijn waarnemingen aldaar zijn verzameld in een adas van de zuidelijke sterrenhemel, Coelum australe stelliferum (1763), waarin verscheidene nieuw benoemde sterrenbeelden, waarvan de namen veelal ontleend zijn aan wetenschappelijke instrumenten.