(fotografie), aanduiding voor de scheikundige bewerkingen, welke na het belichten van een lichtgevoelige emulsie (z fotografische emulsie) nodig zijn om een fotografisch negatief te verkrijgen. Het omvat ontwikkelen, fixeren, spoelen, drogen en, zo nodig, de corrigerende procédé’s versterken, verzwakken en herontwikkelen.
Het ontwikkelen dient om het latente beeld, dat door de belichting is ontstaan, zichtbaar te maken. Het is een reductieproces, waarbij de belichte halogeenzilverkristallen door selectieve reductiemiddelen, ontwikkelstoffen genaamd, gereduceerd worden tot metallisch zilver. De belangrijkste ontwikkelstoffen zijn metol, hydrochinon, glycine, paraphenyleendiamine, orthophenyleendiamine, amidol, adurol, pyrocatechol, paramidophenol en pyrogallol. Voor de volledige chemische namen verwijzen we naar de vakliteratuur. Behalve de ontwikkelstoffen bevatten de meeste ontwikkelvloeistoffen (ontwikkelaars) een conserverende stof, welke een te snel onwerkzaam worden van de ontwikkelstof(fen) voorkomt, een alkalisch reagerende stof, die het ontwikkelproces activeert en een reactie remmende stof, die het reduceren van onbelicht halogeenzilver moet tegengaan. Naar de wijze, waarop de opbouw van het zilverbeeld in de emulsielaag plaats vindt, onderscheidt men oppervlakteontwikkelaars, diepteontwikkelaars en nivellerende ontwikkelaars. Een andere verdeling is die welke berust op de fijnheid van structuur van het beeld dat geproduceerd wordt en men spreekt dan van gewone en fijnkorrelontwikkelaars.De samenstelling van de ontwikkelaar en de wij’ze van ontwikkelen hebben een belangrijke invloed op de algemene gevoeligheid van het materiaal (z fotografische belichting) en de contrastvorming in het negatief. Deze laatste kwaliteit wordt uitgedrukt in een contrastfactor, de gamma. De regeling van het ontwikkelproces kan geschieden door waarneming van het zich ontwikkelende beeld bij veilige verlichting, of door toepassing van de tijd-temperatuurmethode, waarbij de temperatuur nauwkeurig op een bepaald niveau wordt gehouden en de ontwikkeltijd wordt vastgesteld naar de soort van lichtgevoelig materiaal en de gewenste contrastfactor. Bij de laatstgenoemde methode is geen visuele controle nodig en deze soort ontwikkeling wordt dan ook o.m. toegepast bij het ontwikkelen in tanks (tankontwikkeling, soms standontwikkeling). Wanneer het lichtgevoelige materiaal tijdens het ontwikkelen door vals licht wordt getroffen, kan een gedeeltelijke omkering in een positief plaats vinden. Dit verschijnsel staat bekend als pseudosolarisatie.
Door toepassing van desensibilisatie met bepaalde kleurstoffen, een proces waarbij de lichtgevoeligheid van het materiaal aanmerkelijk verminderd wordt, is het mogelijk ook de meest kleurgevoelige emulsies bij betrekkelijk helder licht te controleren. De kleurstoffen kunnen zowel als voorbad of als bestanddeel van de ontwikkelaar worden toegepast. Het hierboven beschreven ontwikkelproces staat bekend als de chemische ontwikkeling. Het beeld wordt hierbij opgebouwd uit zilver, dat reeds in de emulsielaag aanwezig is. Bij een ander procédé, de physische ontwikkeling, bevindt het zilver zich in het ontwikkelbad en wordt neergeslagen op de plaatsen waar een latent beeld aanwezig is. Na de ontwikkeling vindt soms een korte spoeling of een behandeling in een zuur stopbad plaats, ten einde het ontwikkelproces af te breken en vervolgens wordt in een fixeerbad het niet-ontwikkelde halogenide in de emulsielaag omgezet in een oplosbare zilververbinding.
Als fixerende stof gebruikt men vrijwel uitsluitend natriumthiosulfaat, ten onrechte vaak hypo genoemd. Daarna wordt gespoeld en gedroogd. Te weinig gedekte of contrastarme negatieven kunnen door versterken verbeterd worden. Het procédé berust op het toevoegen van een zwarte of gekleurde verbinding aan het zilverbeeld.
Soms ook wordt het zilverbeeld vervangen door een kleurstofbeeld. Negatieven met een te grote dekking en(of) contrast kunnen door verzwakken worden gecorrigeerd. Het zgn. herontwikkelen is een proces, waarbij het zilver weer wordt omgezet in halogeenzilver en onder controle bij helder licht opnieuw wordt ontwikkeld. De aard van het beeld kan dan aanmerkelijk beïnvloed worden. Het omkeerprocédé is maar ten dele een negatief proces. Het komt bij het positief proces nog ter sprake.
P. HEYSE
Lit.: Adams, The Negative Book (1947); J. I. Crabtree en G. E. Matthews, Herstellung phot. Lösungen und Behandlung phot.
Chemicaliën; G. van Duyn jr, Fotografische chemicaliën (1950); J. M. Eder, Ausf. Handb. d. Photographie, Bd II, Tl 1; Idem, Rezepte, Tabellen u. Arbeitsvorschr. (1948); Edwal Laboratories, Modern Developing (1946); P.
Glafkides, Chimie Photographique (1949); J. J. Hansma van Beugen, Fotochemicaliën en recepten (1948); G. I. Jacobson, Het ontwikkelen (vert. D.
Helfferich) (1948); H. C. MacKay, The Photographic Negative (1942); M. Spörl en H. Naumann, Photographisches Rezeptbuch; E. J.
Wall en Jordan, Photographic Facts and Formulas (1947); H. M. Lester, Photo Lab-Index (wordt regelmatig bijgewerkt).