(in het Babylonisch Naboe-apal-oefoer = „o god Nebo, bescherm de zoon”) was de eerste koning van het Nieuwbabylonische rijk en de stichter van de Chaldeeuwse dynastie (625-605 v. Chr.).
Na de dood van de grote Assyrische koning Assurbanipal wist hij zich als koning van Babylon onafhankelijk te maken van Assyrië en door een handige politiek, waarbij zijn bondgenoot, de Medische koning Kyaxares, de eigenlijke oorlogsoperaties moest verrichten, hoe langer hoe meer afbreuk te doen aan Assyrië. Na de verwoesting van Nineve in 612 v. Chr. wist hij zich het belangrijkste gedeelte van de buit te verzekeren : behalve Elam ook de streek bij de Eufraat langs de verbindingswegen met Syrië, Palestina en Phoenicië. De verovering van deze landen is pas aan zijn zoon, Nebukadnezar II, gelukt, nadat deze in 605 v. Chr. een overwinning behaald had op de Egyptische pharao Necho II bij Karkemisj . Nabopolassar overleed in Babylon juist voordat de beslissende slag geleverd was.Lit.: C. J. Gadd, The Fall of Nineveh (London 1923).