plantenfamilie uit de orde der Scitamineeën met ca 150 tropische soorten, meest krachtige overblijvende kruiden met een weke uit bladscheden gevormde schijnstam, grote ovale of langwerpige bladen en een samengestelde bloeiwijze met gekleurde schutbladen, in welker okselzygomorphe bloemen met 5 meeldraden, 1 staminodium en een 3-hokkig vruchtbeginsel. Men verdeelt haar in 2 onderfamilies: de Musoideae met het in de Oude Wereld 80 soorten rijke geslacht Musa L. (Banaan), waarbij de bladen in een spiraal, de meest 1-slachtige bloemen, met een gekleurd bloemdek, in rijen in de oksels der schutbladen staan en de vrucht een meerzadige bes is, en de Strelitzioideae, bij welke de bladen in 2 rijen, de 2-slachtige bloemen, met een vrijbladige kelk en een gekleurde kroon, in schichten staan en de vrucht een doosvrucht is.
Tot de laatste behoren de geslachten: Strelitzia Banks, met 4 soorten in Zuid-Afrika, waarvan vooral S. augusta Thbg., die een echte stam maakt, en de stamloze S. Reginae Banks als sierplant bekend zijn, gekenmerkt door bloemen, waarvan de 2 zijdelingse bloembladen, die de meeldraden omsluiten, met 1 rand aaneengegroeid, aan de andere gevleugeld zijn, terwijl het 3de klein bleef, voorts door een meerzadige hokverbrekende doosvrucht en zaden met een arillus; Ravenala Adans. met 2 soorten, R. madagascariensis Sonn., de Boom der Reizigers van Madagaskar en Réunion, zo geheten om de grote hoeveelheid water, die uit de bladscheden te verkrijgen is, en R. guyanensis Steud. van Zuid-Amerika, bomen met een echte stam, in waaiervorm op de top er van staande bladen, een losbladige bloemkroon en vruchten en zaden als Strelitzia; en Heliconia L., met 60 soorten in Amerika, waarvan er vele (H. Bichai L., H. metallica Planch. et Linden e.a.) sierplant werden, planten met een schijnstam en een schotverdelende doosvrucht met 1-zadige hokjes.
PROF. DR TH. J. STOMPS.