Japans rechtsgeleerde en diplomaat (29 Juli 1870 - Amsterdam 28 Dec. 1934), trad in 1893 in diplomatieke dienst. Hij bekleedde van 1902-1907 hoge ambten aan het ministerie van buitenlandse zaken te Tokio en was aldaar tevens hoogleraar in internationaal recht en diplomatieke geschiedenis.
In 1907 verliet hij Japan weer voor de gezantschapsdienst in verschillende steden. In 1912 werd hij gezant te Mexico. In de loop van de eerste wereldoorlog (1914-1918) werd hij benoemd tot gezant bij het Belgische hof, dat destijds te Havre resideerde. In 1920 werd het Japanse gezantschap te Brussel tot de rang van ambassade verheven. Zeven jaar later ging hij van daar als ambassadeur naar Parijs. Hij werkte voorts mede aan het vredesverdrag van Portsmouth (1906) en aan dat van Versailles (1919). Hij was lid van de commissie van tien voor het ontwerpen van een statuut van het permanente hof van internationale justitie en vertegenwoordigde Japan in de vergaderingen van de raad van de volkenbond. Bijzondere aandacht trok zijn werkzaamheid en activiteit tijdens de Eerste Haagse Herstelconferentie (1929-1930), toen hij grote tact en bekwaamheid aan de dag legde en zeer veel er toe heeft bijgedragen, dat de conferentie tot overeenstemming kon komen. Sedert 1924 was hij lid van het permanente hof van arbitrage en van het Institut de droit international, sinds 1930 lid van het permanente hof van internationale justitie, hetwelk hem op 16 Jan. 1931 tot zijn voorzitter koos, een functie, die hij gedurende de jaren 1931, 1932 en 1933 waarnam.