Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

Miguel de CERVANTES SAAVEDRA

betekenis & definitie

de grootste van alle Spaanse prozaschrijvers (Alcala de Henares 29? Sept. 1547 - Madrid 23 Apr. 1616), werd uit arme ouders geboren. Zijn vader, een zeer bescheiden heelmeester, niet zeer intelligent, bovendien doof, zag zich genoodzaakt een zwerversbestaan te leiden en achtereenvolgens in Alcala, Valladolid, Madrid, Cordova en Sevilla te beproeven aan de kost te komen.

Van Miguels jeugd is ons weinig bekend. Het is niet waarschijnlijk dat hij aan een universiteit heeft gestudeerd. In 1568 vinden we hem in de eerste inrichting van onderwijs te Madrid, van de humanist Juan López de Hoyos. In Dec. 1569 was hij te Rome, als kamerdienaar van de jeugdige kardinaal Giulio Acquaviva.

In 1570 nam hij dienst in een compagnie infanterie, ten einde deel te nemen aan de strijd tegen de Turken. Aan boord van de galeiLa Marquesa” vocht hij op 7 Oct. 1571 mede in de befaamde slag bij Lepanto. Bij die gelegenheid troffen de dappere Miguel de Cervantes twee haakbuskogels in de borst, en ook zijn linkerhand werd verminkt, hetgeen hem de erenaam „el manco de Lepanto” bezorgde (manco — iemand die een hand mist). Nauwelijks hersteld, nam de jonge krijgsman deel aan de gevechten van Navarino (1572), Tunis en La Goleta (1573), waarna hij naar Italië terugkeerde.Eind Sept. 1575 keerde Miguel eindelijk naar het vaderland terug, toen zijn schip door Barbarijse zeerovers werd overvallen, die hem te zamen met zijn jongere broer, Rodrigo, vijf jaar lang in Algiers als slaaf vasthielden.

Ten slotte, in Sept. 1580, gelukte het de missionaris Juan Gil hem voor 500 escudo’s vrij te kopen. Herinneringen aan zijn slavenbestaan vindt men in verscheiden werken van Cervantes, ook in zijn Quijote.

Niet in staat een passende werkkring te vinden, vestigde Cervantes zich tegen 1582 of 1583 te Madrid, waar hij trachten wilde van zijn pen te leven.

In deze jaren had hij een verhouding met Ana de Rojas, de moeder van zijn enige dochter Isabel de Saavedra. Bijzonderheden omtrent dit liefdesavontuur ontbreken. Cervantes is een zeer gereserveerd man geweest, en van zijn liefdesleven weten we nog het allerminst.

Kort daarna (Dec. 1584), op 37-jarige leeftijd, trad hij in het huwelijk met een 18 jaar jongere vrouw, de „hidalga” dona Catalina de Salazar y Palacios y Vozmediano, afkomstig uit Esquivias, een dorp in de provincie Toledo. Acoftadclufcpeferrtr mercader delibros, Van dit huwelijk zijn ons zo goed als geen bijzonderheden bekend.

In 1585 verscheen van Cervantes’ hand het eerste deel van La Galatea, geheel in de trant van de toen veel gelezen herdersromans, mét weinig oorspronkelijks, „one of the poorest of all Cervantes’s works’ ’ (H. A. Rennert). Niettemin was het boek de auteur zeer dierbaar.

Telkens kondigde hij een tweede deel aan, dat echter nimmer is verschenen. In deze jaren ook zou hij 20 à 30 toneelstukken geschreven hebben, waarvan er slechts twee tot ons zijn gekomen: El Trato de Argel (over . het leven van de Christenslaven te Algiers) en JVumancia, die eerst in 1784 gedrukt werden. Ze bewijzen slechts dat de auteur als dramaturg waarschijnlijk wel niet onsterfelijk zou zijn geworden.

In 1587 bevond Cervantes zich te Sevilla, als commissaris belast met het vorderen van levensmiddelen (graan en olie vooral) voor de Onoverwinnelijke Vloot, een weinig passende werkkring voor een dichter, die hem ook herhaaldelijk grote moeilijkheden bezorgde. Zijn maatschappelijke omstandigheden werden intussen steeds nijpender.

In deze moeilijke Sevillaanse jaren maakte Cervantes een crisis door. Bovendien werd hij in deze periode verscheiden keren in de gevangenis gezet, hoewel later bleek dat tegen zijn eerlijkheid geen enkele beschuldiging kon worden ingebracht.

Tegen het midden van 1604 kwam Cervantes te Valladolid aan. De reis naar het Noorden was niet vergeefs geweest, want Cervantes vond er een uitgever voor zijn boek El Ingenioso Hidalgo Don Quixote de la Mancha, dat in Jan. of Febr. 1605 bij Juan de la Cuesta te Madrid verscheen. Het gold een succes van de eerste rang: reeds in Juli 1605 werd te Valencia de vijfde druk gereed gemaakt. En niet alleen in Spanje, ook in Portugal en de Nederlanden werd de Quijote herhaaldelijk herdrukt.

Eveneens in Frankrijk en Engeland bleek een levendige belangstelling voor de avonturen van de held van de Mancha te bestaan. Binnen 10 jaar, nog vóór de verschijning van het tweede deel dus, was Don Quichot al in

het Frans en het Engels vertaald.

Ondanks dit geweldige succes kwam er aan het kommervolle bestaan van de auteur geen einde. In de zomer van 1605 kwam Cervantes nog eens met de justitie in aanraking, maar weldra bleek dat hij volkomen onschuldig gegrepen was. Vurig verlangend op zijn oude dag Italië te mogen weerzien, wendde hij zich in 1610 tot zijn beschermer de conde de Lemos, kort daarvoor tot onderkoning van Napels benoemd, een bekend maecenas, die echter Cervantes in patria liet. Inmiddels had deze, die zich alweer sedert geruime tijd te Madrid gevestigd had, zich in 1609 aangesloten bij de nieuwe cofradia van de „Esclavos del Santisimo Sacramento”.

Gedurende zijn laatste levensjaren ontplooide Cervantes een enorme werkkracht. In 1613 gaf hij de Novelas Ejemplares uit, een bundel van 12 korte verhalen, die hij opdroeg aan de graaf van Lemos. Het volgende jaar publiceerde hij een omvangrijk dichtwerk, de Viaje del Parnaso (1614), in acht „capitulos”, een navolging van de Viaggio in Parnaso van Cesare Caporali (1530-1601). De Viaje del Parnaso is een werk van weinig dichterlijke waarde, dat uitsluitend van belang is voor de biografieën van de tijdgenoten van de auteur.

Op zijn gevorderde leeftijd wilde Cervantes het bovendien nog eens met het toneel proberen. Wel is waar nam geen enkele directeur zijn stukken aan, waarvan er geen ooit is opgevoerd, maar toch werden in 1615 de Ocho comedias y ocho entremeses nuevos gedrukt.

Intussen was hij eindelijk ook met het tweede deel van zijn Quijote begonnen. Toen hij evenwel in 1614 aan het schrijven van het 59ste hoofdstuk was toegekomen, vernam hij dat er te Tarragona een apocrief vervolg verschenen was. De schrijver van deze „falso Quijote” was de licentiaat Alonso Fernandez de Avellaneda, afkomstig uit Tordesillas, die, aangelokt door het succes dat Cervantes met het eerste deel had geoogst, zich vermat om, toen het authentieke vervolg op zich liet wachten, zelf de avonturen van Don Quichot en Sancho voort te zetten. Diep geschokt door de onbeschaamdheid van zijn rivaal, haastte Cervantes zich nu zijn werk te voltooien, en in de herfst van 1615 verscheen te Madrid het tweede deel van de Quijote, opgedragen aan de graaf van Lemos.

Ook zijn zwanezang, Los Trabajos de Persiles y Sigismunda, eerst zes maanden na de dood van de auteur verschenen, een avonturenroman in Byzantijnse trant, is aan de graaf van Lemos opgedragen, een opdracht die geschreven werd op 19 Apr. 1616. Vier dagen later stierf Cervantes, bijna 69 jaar oud, te Madrid. Een authentiek portret van hem is ons niet bekend.

Cervantes heeft zijn krachten op velerlei gebied beproefd. Hij trad op als dichter en prozaïst, als romanschrijver en auteur van „novelas cortas”, als lyrisch en dramatisch dichter, ten slotte zelfs als literair criticus, lang niet op al deze terreinen met succes. Als dichter en schrijver van een pastorale roman, als dramaturg en literair criticus zou hij waarschijnlijk nooit onsterfelijk zijn geworden. Met de Novelas Ejemplares en de „entremeses” staat het anders.

Indien Miguel de Cervantes Saavedra niettemin voor de gehele Spaans-sprekende wereld is de kunstenaar die meer en beter dan enig andere de geest van zijn volk verstaat en vertegenwoordigt, dan is hij dat als schepper van de Quijote. In dit boek, aanvankelijk slechts bedoeld, volgens Cervantes’ eigen verklaring, om voorgoed een einde te maken aan het succes dat de ridderboeken in de wereld genieten, stijgt de schrijver al spoedig verre boven zijn aanvankelijke bedoeling uit, en stellig niet eerst in het tweede deel, dat overigens inderdaad in menig opzicht het eerste overtreft. Hoe dit ook zij, Don Quichot is de eerste moderne roman, een boek vol actie, waarin voor het eerst de handelende figuren elkander in hun actie gadeslaan en zich daarna met elkaar over hun actie, over hun doen en laten onderhouden in gesprekken, die het kostelijkste deel van het werk vormen.

Het onmiddellijke succes is ongetwijfeld te danken aan de omstandigheid dat men terstond na de verschijning begreep te doen te hebben met een van de meest representatieve literaire scheppingen van het tijdvak. Immers in dit boek meende men de gehele Spaanse realiteit te zien, gebracht binnen het bereik van de gemiddelde lezer, waarbij hem tevens de gelegenheid werd geboden te glimlachen, ja in lachen uit te barsten. Voor de tijdgenoten van Cervantes ging er veel meer bekoring uit van de eigenlijke intrige dan voor latere lezersgeslachten, die telkens weer op hun eigen wijze het boek hebben gewaardeerd, hetgeen blijkt uit de bonte, nimmer ophoudende stroom van uitgaven en vertalingen in alle beschaafde talen, commentaren en verluchtingen van allerlei slag, zowel in woord als in beeld.

Stelde de romantiek Cervantes voor als een geniaal auteur, die zich echter hoegenaamd niet bewust was van zijn grote gaven, in jonger tijd is men hem als een minder natuurlijk genie gaan zien, als een man die wel degelijk geleid werd door een gedachte. Men is hem gaan beschouwen als een beheerst, gereserveerd man, wat hij zeker was, wie het niet mogelijk was midden in de Contra Reformatie zijn min of meer Erasmiaans getinte denkbeelden rechtstreeks te ventileren. Américo Castro aarzelt in El pensamiento de Cervantes (1925) niet hem een „habil hipócrita” te noemen, die slechts bedektelijk, a.h.w. met een knipoog aan het adres van de begrijpende lezer, zijn meningen ten beste geeft.

Wanneer men onder barok in de eerste plaats de stijl verstaat, dan is Cervantes zeker geen barokkunstenaar, zoals Góngora, Quevedo, Calderón en Gracian. Cervantes vermeit er zich bij voorkeur in typen waar te nemen en ze realistisch te tekenen in een taal die zich onderscheidt door een grote levendigheid en frisheid, niet ontsierd door neologismen en latinismen, storende hyperbata en afgesleten metaforen. Gewoonlijk houdt hij zich verre van een satire die de gebreken van haar slachtoffer tot in het pijnlijke overdrijft. Zijn figuren zijn door en door menselijk.

Een typisch barokkunstenaar als Quevedo maakt van zijn gestalten caricaturen, zozeer dat hij ze ontmenselijkt, gelijk zijn Buscón, die ons niet vermag te boeien zoals de figuren van de Novelas Ejemplares en de Quijote.

Voor ons is Cervantes in de eerste plaats een meester-verteller, die elk avontuur verhaalt met een gering aantal sobere en simpele woorden, waarbij het telkens opvalt dat het verhaal niet eenvoudiger had kunnen worden verteld. Er zijn avonturen in de Quijote, die de beweeglijkheid, de actie en de vaart hebben van een versnelde film. En elk ogenblik is het Cervantes’ fijne humor die de lezer doet glimlachen. Wat de avonturen zelf betreft, niets menselijks is deze grote Spanjaard vreemd.

Sexuele aangelegenheden schuwt hij niet, zelfs geen obscene. Maar elk onderwerp wordt door hem getild in de serene sfeer van zijn sublieme kunst. Soms kunnen de ontzettendste dingen gebeuren; maar geen nood: de engelen der Contra-Reformatie houden de wacht.

PROF. DR C. F. A.

VAN DAM

Bibl.: Tekstuitgaven: Obras de M. de C. S., ed. B. G.

Aribau (Madrid 1846), dl I van de Bibl. de Autores Espanoles, waarin echter niet zijn opgenomen de dramatische werken; Obras completas, ed. A. Valbuena Prat, 7de dr. (Madrid 1946, dundrukuitgave); Obras completas, ed. R.

Schevill y A. Bonilla (Madrid 1914-1929, 15 dln); F. Rodriguez Marin, Novelas Ejemplares (Madrid 1914-1917, 2 dln in „Glasicos Gastellanos”); El casamiento enganoso y El coloquio de los perros, Novelas Ejemplares de M. de C. S., edición critica de A.

G. de Amezüa y Mayo (Madrid 1912); Rinconete y Cortadillo, edición critica por F. Rodriguez Marin, 2de dr. (Madrid 1920); La Ilustre fregona, novela de M. de G. S., edición critica por F. Rodriguez Marin (Madrid 1917); El licenciado Vidriera, ed.

N. Alonso Gortés (Valladolid 1916); El ingenioso hidalgo Don Quijote de la Mancha de M. de G. S., nueva edición critica... por F. Rodriguez Marin (Madrid 1947-1948, in 8 dln); Entremeses de M. de G.

S., ed. A. Bonilla y San Martin (Madrid 1916); Viaje del Pamaso de M. de C. S., edición critica . . . por F.

Rodr i guez Marin (Madrid 1935). Van de oudere uitgaven vermelden we hier alleen de Don Quijote-editie van Diego Clemencin, (Madrid 1833-1839), van de vertalingen slechts die van J. W. F.

Werumeus Buning en C. F. A. van Dam, M. de C. S., De geestrijke ridder Don Quichot van de Mancha, vert., ingel. en toegel., 2de dr. (Amsterdam 1944-1946, in 4 dln); S.

Griswold Morley, The Interludes of Cervantes (Princeton, New Jersey 1948) en G. J. Geers, Dos entremeses — Twee Tafelspeelkens (’s-Gravenhage 1948). Iconographie: E.

Lafuente Ferrari, La Novela Ejemplar de los retratos de Cervantes (Madrid 1948).

Lit.: J. Fitzmaurice-Kelly F. B. A., M. de C.

S., a memoir (Oxford 1913); S. J. Arbó, C. (Barcelona 1945, in het Ned. vert. d. G.

C. Mohr-Horsman, Amsterdam 1947). Voorts: A. Valbuena Prat, in Historia de la literatura espanola, 2de dr., dl I (Barcelona 1946), blz. 813-913; A.

F. G. Bell, G. (Oklahoma Press 1947); R. L.

Grismer Ph. D., C., a bibliography (New York 1946). Een van de beste studies over de Quijote is nog steeds die van P. Hazard, Don Quichotte de Cervantès.

Etude et analyse (Paris 1931).

< >