Prins, Duits staatsman (Karlsruhe 10 Juli 1867-Salem 6 Nov. 1929), was de erfgenaam van den groothertog van Baden. Wereldoorlog I bracht hem naar voren als verzorger der krijgsgevangenen voor wie hij veel deed.
In 1917-1918 was hij president van de Eerste Kamer in Baden en volgde zeer onverwacht Hertling op als Rijkskanselier (3 Oct. 1918). Van hem, een man met liberale denkbeelden en uitgebreide internationale relaties, werd verwacht, dat hij het vertrouwen zou hebben van de Rijksdag en van de toekomstige overwinnaars. Ondanks de publicatie van een vroeger geschreven brief, waarin hij zich in lichtelijk annexionistische zin had uitgelaten — hetgeen er niet toe bij droeg de Geallieerden in Duitslands geproclameerde vredeswil te doen geloven -— knoopte hij het eerst onderhandelingen met president Wilson* over de veertien punten aan. Ook kondigde hij op 9 Nov. eigenmachtig ’s keizers afdanking aan, hoewel Wilhelm zelf in zijn hoofdkwartier te Spa nog steeds aarzelde, en droeg hij aan Ebert zijn ambt over. Hij heeft in die bange dagen ongetwijfeld getracht nog voor het koningshuis te redden, wat er te redden viel, maar zijn vooruitzichten faalden en de omwenteling werd hem de baas. Er is'hevig gestreden over zijn nagedachtenis en de Hohenzollerns beweren, dat hij hun zaak verraden heeft, maar dit stemt niet met de waarheid overeen, al heeft het hem op het beslissende moment aan de nodige kracht ontbroken.Bibl.: Völkerbund und Rechtsfriede (1919); Die moralische Offensive (1921); Erinnerungen vmd Dokumente (1927).
Lit.: A. Keim, Prinz Max von B. und das Kriegskabinett (1922); F. Payer, Von Bethmann Hollweg bis Ebert (1923); GrafWestarp, Die Regierung des Prinzen Max von B. und die Konservative Partei 1918 (1928).