ook bekend onder zijn pseudoniem Asmus of als de Wandsbecker Bote, een populair Duits schrijver (Rheinfeld, Holstein, 15 Aug. 1740 - Hamburg 21 Jan. 1815), leefde, nadat hij zijn studiën te Jena voleindigd had, geruime tijd ambteloos te Wandsbeck waar hij van 1771-1775 een staatkundig blad Der Wandsbecker Bote, uitgaf. Later bekleedde hij een ambt in Darmstadt, doch keerde reeds in 1777 naar Wandsbeck terug.
Claudius was een van de eerste Duitse schrijvers, die er zich bepaaldelijk op toelegden, voor het volk te schrijven, en hierin slaagde hij volkomen door zijn eenvoudige, hartelijke toon en zijn geestigheid, die nergens in platheid ontaardde. Met de geest der scherpe satire verbond hij die der gemoedelijkheid en welwillendheid. Vele van zijn liederen, als Der Mond ist aufgegangen, leven nog in de mond des volks; verscheidene er van zijn door Tollens in het Nederlands overgebracht. Door zijn geschriften heeft hij een zegenrijke invloed gehad op de Duitse volksgeest en op de Duitse letterkunde.
Bibl.: Zijn opstellen in proza, zijn verhalen, fabels, puntdichten, verzen enz. werden in de Muzenalmanakken en in de Wandsbecker Bote geplaatst. Samenvattende uitgave: „Asmus omnia sua secum portans oder sämmtliche Werke des Wandsbecker Boten”, 8 dln (1775-1812; 13de uitgave, in 2 dln, door Redlich, 1902). Van hem verschenen ook vertalingen van de werken van Fénelon. Bloemlezing m. voorw. v.
J. J. Knap (Rott. 1930).
Lit.: W. Stammler, Matthias Claudius (1915); V. Roedl, M. C. (1934); H.
Claudius, M. C. (1938).