laatste president van de Oranje Vrijstaat (Winburg, O.V., 2 Oct. 1857 - Bloemfontein 28 Nov. 1916), ging school in Bloemfontein en in Deventer (Nederland) en studeerde rechten in Londen. Van 1883 tot 1889 was hij advocaat in Bloemfontein en van 1889 tot 1896 strafrechter aldaar.
In Mrt 1896 werd hij, gedragen door het oplevend nationalisme na de Jameson-inval, met grote meerderheid tot Staatspresident gekozen. Reeds in 1897 sloot hij een aanvallend en verdedigend verbond met de ZuidAfrikaanse Republiek, op grond waarvan de Vrijstaat in 1899 betrokken werd in de Tweede Vrijheidsoorlog. Met Generaal De Wet verdedigde hij onwankelbaar de onafhankelijkheid en de eer van zijn volk, ook toen sommige leiders der Transvalers de strijd wilden opgeven. Hij was mede verantwoordelijk voor het overgaan op de guerrillastrijd in kleine commando’s, maar twee dagen voor de vrede van Vereeniging moest hij door een verlammende ziekte het presidentschap tijdelijk aan De Wet overdragen.Na een verblijf van enkele jaren in Nederland, waardoor hij herstelde, keerde hij in 1905 naar de Vrijstaat terug en werkte voor de herleving van zijn volk. Als lid van de Nationale Conventie voor de grondwet van 1909 eiste hij met Hertzog gelijkstelling van Hollands en Engels als officiële talen. In 1914 stelde hij zich achter de nationalisten, en waarschuwde tegen deelneming aan de oorlog door een inval in Duits Z.W.-Afrika. Kort daarna overleed hij. Zijn weduwe speelt tot heden een rol in de nationale volksbeweging der Afrikaners. Zijn zoon Colin is een bekend staatsman en aanhanger van Smuts geworden, evenals zijn dochter Gladys.
PROF. DR M. BOKHORST
Lit.: F. W. Reitz, President St. (Haarlem 1902); N. J. van der Merwe, M. Th. St. Een biografie, 2 dln (Kaapstad 1921).