Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

Marie joseph CHÉNIER

betekenis & definitie

Frans dichter en broeder van de voorgaande (Constantinopel il Febr. 1764 - Parijs 10 Jan. 1811), begaf zich reeds vroeg naar Frankrijk, werd er officier bij de dragonders, maar nam weldra zijn ontslag, om zich aan de letterkunde te kunnen wijden. Zijn eerste stukken van dramatische inhoud: Edgar ou le page suppos (1785) en Azémire vonden geen bijval.

Daarna sloot hij zich aan bij de voorlopers der Omwenteling, hetgeen hem zozeer ten kwade werd geduid, dat hij voor de opvoering van Henri VIII en Charles IX (1789; tegen godsdienstig fanatisme) geen toestemming kon verkrijgen. Toch wist hij het met hulp van Danton zover te brengen, dat Charles IX 4 Nov. 1789 vertoond werd. Talma trad daarin voor de eerste maal op in een hoofdrol, en vooral een aanbeveling van Mirabeau was oorzaak, dat aan het stuk een uitbundige toejuiching ten deel viel. Toen voegde de dichter zich met hart en ziel bij de révolutionnaire partij en dichtte nog meer stukken, die de toenmalige opgewondenheid bevorderden, zoals: Calas (1791; voor verdraagzaamheid), Cajus Gracchus (1792; verheerlijkt de vrijheid), Fénelon (1793) en Timoléon (1794; met toespelingen op Robespierre, waarom het stuk verboden werd).

Weldra ging hij over tot de gematigde partij. In die tijd vervaardigde hij veelgezongen volksliederen, o.a. Le chant du départ (1794), dat door Méhul op muziek werd gezet, en Veillons au salut de l'empire. Hij was lid van de Nationale Conventie en van de Wetgevende Vergadering. Zijn staatkundige tegenstanders, die hem verweten, dat hij mede oorzaak was van de veroordeling van zijn broeder, beantwoordde hij met de hekeldichten: Epitre sur la calomnie en Le docteur Pancrace. Zijn satire: Les nouveaux saints (1801) is tegen Chateaubriand gericht; zijn drama Cyrus haalde hem de ongenade op de hals van Napoleon, zodat zelfs zijn laatste toneelwerken Tibère (wel het beste, opgevoerd pas in 1844), Philippe II, Brutus et Cassius en Oedipe niet opgevoerd mochten worden,DR G. G. ELLERBROEK

Bibl.: Poésies (2 dln, 1822); id. gepubl. door Labitte (1844). Œuvres, préc. d’une notice par (A.V.) Arnault,revue,corr. et mise en ordre par D. Ch. Robert, 8 dln (Paris 1823-'27); Tableau historique de l’état et des progrès de la littérature française depuis 1789 (1816).

Lit.: W. Küchier, M.-J. Chéniers dramatische und lyrische Dichtung (Leipzig 1900); A. Liéby, Etude sur le théâtre de M.

J. Ch. (1902); Ernst Peters, M. J. Ch. als Kritiker und satirischer Dichter (Leipzig 1911); A.

J. Bingham, M. J. Ch., carly political life, 1789-1794 (New York 1939).

< >