landvoogd van Judea (52-59), was een vrijgelaten slaaf van keizer Claudius, gehuwd eerst met Drusilla, kleindochter van de triumvir Antonius en Cleopatra, daarna met Drusilla, dochter van Herodes Agrippa I. De naam van zijn derde echtgenote is niet bekend.
Volgens Tacitus trad hij als landvoogd wreed op. Hij liet de hogepriester Jonatan vermoorden en onderdrukte verschillende Joodse opstanden. Ook Paulus werd zijn slachtoffer (Handel, c. 24) en op aanklacht van de hogepriester Ananias e.a. door de hoofdman Lysias bij Felix ter verantwoording voorgeleid. Ondanks zijn onschuld hield hij hem gedurende heel zijn verdere bewind gevangen. Ook Felix werd op zijn beurt door de inwoners van Caesarea bij Nero aangeklaagd, maar op voorspraak van zijn broer Pallas, een gunsteling van de keizer, vrijgesproken.L.it.: Tacitus, Annales 12, 54; Flav. Jos., Antiquitates Judaicae 20, 7, 8, 1—17 § 137-181; E. Schürer, Gesch. des jüd. Volkes (Leipzig 1901-1909), I 571-579; U. Holzmeister, Historia Aetatis N. T. (Rome 1938), p. 153-158.
