Spaans prozaschrijver en dichter (Madrid 11 Apr. 1772 - 11 Mrt 1857), studeerde te Salamanca. Hij wordt ook gewoonlijk tot de dichtersschool van Salamanca gerekend.
Nog voor het einde van de 18de eeuw was hij beroemd als dichter. Op artistiek gebied een voorstander van het Franse neo-classicisme, op wijsgerig en staatkundig terrein van de encyclopedisten, koos hij toch bij de inval van de Fransen in 1808 de zijde van hen die niets van Napoleon wilden weten en had een belangrijk aandeel aan het verzet.Als liberaal werd hij bij de restauratie van de Bourbons gevangengezet en pas na zes jaar vrijgelaten. Van 1821 -1823 was hij directeur van het ministerie van Onderwijs. De laatste 20 jaren van zijn leven bracht hij als vrijwel vergeten burger door. Koningin Isabella II kroonde haar oude leermeester als dichter in 1855 in een plechtige zitting van de Senaat. Quintana behoort tot de 18de eeuw. De romantiek is bijna geheel aan hem voorbijgegaan.
Hij bezong eigenlijk slechts twee onderwerpen: de liefde voor de beschaving en de vooruitgang, en de liefde voor de vrijheid en het vaderland. De godsdienst, de natuur en de liefde zoekt men vergeefs in zijn verzen.
Van zijn oden noemen wij A la paz entre Espana y Francia (1795), A Juan de Padilla (1797), A la invención de la imprenta (1800), El Panteón del Escorial (1805), Al combate de Trafalgar (1805), A Espana, después de la revolución de marzo (1808). Z’n twee tragedies doen denken aan Alfieri*. El Duque de Viseo (1801) is een middelmatige tragedie, gebaseerd op The Castle Spectre (1798) van Matthew Gregory Lewis, en Pelayo (1805), nog het beste stuk van de twee, is zwak wat de karaktertekening betreft. De prozaïst waardeert men in de Vidas de espanoles célebres (1807-1833) en in de inleiding tot en de aantekeningen van de Poesías selectas castellanas (1807, omgewerkt in 1830-1833). Zijn Vida van de Cid behoort echter tot de minder geslaagde.
PROF. DR C. F. A. VAN DAM
Bibl.: Obras complétas, 3 dln (Madrid 1897-1898); Oda a la invención de la imprenta, ed. R. Foulché-Delbosc en A. Bonilla y San Martin (Madrid 1909), in: Bibl. Oropesa, t. 6; Obras inéditas (Madrid 1892); Poesias ed. N. Alonso Cortés (Madrid 1927, in: Clásicos Castell., t. 78, m. inl.).
Lit.: E. Pineyro, M. J. Q. (Paris - Madrid 1892); M. Menéndez y Pelayo, Q. considerado como poeta lírico, in Estudios de critica literaria, t. V (Madrid 1908), blz. 297-352, in: de „Colección de Escritores Castellanos”, t. 137.