Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-01-2023

LOCHEM

betekenis & definitie

Gelderse gemeente in het N. van de Graafschap aan de Berkel, met een oppervlakte van 2074 ha, telt (1951) 6720 inw., van wie (1947) 72 pct Prot., 10 pct R.K. en 18 pct andersdenkenden. Tot de gemeente behoren het stadje Lochern (5780 inw.), en de buurten Klein Dochteren (620) en Armhoede (320).

Het stadje Lochern, gelegen aan de spoorlijn Zutphen - Hengelo en autobusknooppunt naar Zutphen, Deventer en Borculo, heeft verschillende industrieën (o.a. drijfriemen, cement) en veel vreemdelingenverkeer. In de omgeving zijn o.m. de Lochemerberg en de Paasberg. De stad Lochern wordt reeds in de 11de eeuw genoemd. In 1233 kreeg het stedelijke rechten en in 1330 werd het ommuurd. Het bezit de Gothische St Gudulakerk en een raadhuis van 1634.GESCHIEDENIS

Lochern is ontstaan op allodiale grond van de heren en graven van Zutphen, die ter plaatse een hof als beheerscentrum bezaten. De parochiekerk, gewijd aan de Frankische H. Gudula, een stichting der Zutphense dynasten, behoorde sedert ca 1200 aan de kapittelkerk van St Walburg te Zutphen. De plaats ontving in 1233 van graaf Otto II dezelfde stedelijke rechten als Emmerik en het Betuwse stadje Gendt. De regering bestond uit twee burgemeesters en vier schepenen, tevens raden. De richter of scholtis binnen en buiten Lochem had na ca 1600 weinig gezag meer in de stad. De stad werd in 1543-tijdens een beleg door de graaf van Egmond-Buren ten dele verbrand, evenzo in 1582, toen Verdugo de veste insloot, en in 1615, toen de gehele stad op vier huizen na verbrandde. Bekend is de mislukte poging der Spanjaarden om de stad in 1590 door middel van in hooiwagens verborgen soldaten te verrassen. In 1605 viel zij in Spaanse handen om een jaar daarna door prins Maurits teruggewonnen te worden. In 1666 en 1672 werd zij door de bisschop van Munster bezet. Voor de Hervorming waren er twee vrouwenconventen, het Grote of St Agnesconvent, oorspronkelijk een zusterhuis des Gentenen Levens doch naderhand een besloten convent of klooster, aan de Achterstraat en het Kleine convent bij de Bagijnestraat, dat eveneens een zusterhuis des Gemenen Levens was.

Lit.: J. W. Staats Evers, Gelderlands voormalige Steden (1891), blz. 222; A. J. van de Ven, Het oud-archief der Gemeente Lochem, in Verslagen omtrent s Rijks Oude Archieven (1926), II, blz. 189; A. Staring, De kroniek v. L., 2de dr. (Lochem 1932); A. J. Maris, De geestelijke en Kerkelijke Stichtingen in Lochem, in: Bijdr. en Meded. van „Gelre”, XXXVIII (1935), blz. 81.

< >