is de aanduiding voor een deel van de provincie Gelderland ten O. van de IJsel. Deze aanduiding dekt zich niet geheel met de benaming „Gelderse Achterhoek” (z Gelderland), welke ook voor dit deel van Gelderland gebruikt wordt.
In de meest beperkte zin omvat de Graafschap het gebied van het voormalige Graafschap Zutfen, waarvan de omvang door de oostelijke resp. zuidelijke grenzen van de gemeenten Laren, Ruurlo, Zelhem, Doetinchem en Hummelo kan worden vastgelegd, en waarbij het Wolfersveen en het Ruurlose Broek eertijds min of meer de functie van natuurlijke grenszone vervulden. Daarentegen moeten noch de Lijmers noch de meer oostwaarts gelegen gebieden, zoals de vroegere heerlijkheden Borculo, en Bredevoort en de bannerij van Wisch, in historisch opzicht tot de Graafschap worden gerekend. Soms echter wordt ook het begrip Graafschap over het gehele gebied van de Gelderse Achterhoek uitgebreid, met uitzondering van de Lijmers, welke uitbreiding in zoverre aanvaardbaar is, omdat geografisch de verschillen tussen de Lijmers en het overige deel van de Achterhoek veel groter zijn dan tussen de onderscheiden delen van de Graafschap zelf.Lit.: T. Heeringa, De Graafschap. Een bijdrage tot de kennis van het cultuurlandschap en het Scholtenprobleem, diss. Utrecht (1934); H.
J. Keuning, De historisch-geografische landschappen van Nederland (1946). Tijdschrift: Archief tevens orgaan v. d. Oudheidk.
Ver. De Graafschap, dl 1-3 (1930/,34-1940/,49)