Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-01-2023

LIPVISSEN

betekenis & definitie

(Labridae) is een uitgebreide familie van kustvissen, behorende tot de orde der Percomorphi (z vissen), die in groten getale in de gematigde en tropische streken voorkomen. Vele soorten zijn gemakkelijk aan de dikke lippen te kennen.

Zij hebben een dikwijls bijzonder fraai schubbenkleed; het lichaam is meest langgerekt. Van de enige rugvin is het stekelige gedeelte even sterker ontwikkeld dan het weke. Bij voorkeur komen zij voor op rotsachtige kusten, waar de bodem met zeewier of koralen begroeid is en voeden zich met de daartussen levende schelp- en schaaldieren, die zij gemakkelijk met de beweeglijke lippen van de bodem of van de planten afgrijpen, en met hun eigenaardig gevormd gebit vermalen. Sommige soorten zijn echter planteneters (weiden evenals vee, eten echter ook dierlijk voedsel). Tegen de paaitijd worden hun kleuren niet alleen fraaier, maar neemt ook hun vermogen toe om de kleuren plotseling te veranderen. Sommige soorten zijn zeer klein, andere bereiken een gewicht van 25 kg; deze laatste zijn als voedsel wel gezocht, de kleine soorten echter wegens haar week vlees niet. Fossiele overblijfselen van Labriden komen in tertiaire lagen in Europa niet zelden voor.De voornaamste geslachten zijn: Labrus, met een negental soorten die een tamelijk lang, zijdelings samengedrukt lichaam hebben, met schubben van matige grootte en meer dan 40 dwarsrijen, een niet onderbroken zijlijn, en een meer of minder spitse snuit; zij behoren hoofdzakelijk in de Middellandse Zee thuis en komen verder langs de kusten van Europa voor, naar het N. geleidelijk afnemend. Ook op de Nederlandse kust wordt wel eens een dezer soorten aangetroffen, en wel de Gevlekte Lipvis (Labrus berggylta); eigenlijk behoort zij thuis op de rotsachtige kusten van Groot-Brittannië, noordelijk Frankrijk en Noorwegen. Een andere soort, nl. Labrus mixtus, komt zowel in de Middellandse Zee als op de Noorse kust voor. Deze soort is merkwaardig om het verschil in uiterlijk der beide geslachten, waardoor deze vroeger als twee verschillende soorten werden beschreven.

Voorts zijn te noemen de geslachten Crenilabrus met een dertiental soorten, veel op Labrus gelijkend, maar met minder dan 40 dwarsrijen schubben, met dezelfde verspreiding als deze; C. melops, de Zwartoog-lipvis, is op onze kust de minst zeldzame Lipvis, Ctenolabrusy met een viertal soorten uit de Middellandse Zee en de gematigde gedeelten van de Noordatlantische Oceaan, waarvan C. rupestris algemeen voorkomt op de Britse en C. burgall op de Noordamerikaanse kust. Epibulus met een enkele soort, nl. Epibulus insidiator, merkwaardig door het bezit van een uitstulpbare snuit, waarmede zij, door deze plotseling uit te steken, in haar nabijheid komende dieren grijpen en verslinden, voorkomende in de Indische en Grote Oceaan; Coris met ruim een 20-tal soorten met dezelfde verspreiding als het vorige geslacht, waartoe sommige van de prachtigst gekleurde soorten van de gehele afd« ling der Vissen behoren; Scarus, Scarichthys, Callyodon en Pseudoscanu (met ca 70 soorten) waarvan de verschillende soorten bekend staan onder de naam Papegaaivissen, en wel wegens de eigenaardige kaken, die door het vergroeien van de tanden een scherpe snavel vormen. Van

Scariis komen 9 soorten in het tropische gedeelte van de Atlantische Oceaan voor en één in de Middellandse Zee, nl. S. cretensis.

Over het geheel zijn deze vissen fraai gekleurd. Sommige soorten worden vrij groot, tot ruim 1 m lang; de meeste worden gegeten, maar enige krijgen door hun voedsel giftige eigenschappen.

< >