Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-01-2023

LINDE (boom)

betekenis & definitie

behoort tot het geslacht Tilia van de familie der Tiliaceeën, welk geslacht ca 30 soorten omvat, die alle in het gematigde klimaat van het noordelijke halfrond voorkomen. De linden kunnen een zeer hoge leeftijd bereiken en vormen dan fraaie, monumentale bomen.

De welriekende bloemen worden door insecten bestoven en hierdoor hebben de linden een grote betekenis voor de bijenhouderij. Men verzamelt de bloemen vaak voor de bereiding van lindebloesemthee en voor andere artsenijmiddelen. In veel streken van de wereld wordt de bast van oudsher gebruikt als vlecht- en bindmiddel; in Zuid-Rusland vervaardigde men er de zgn. moscovische matten van. In Nederland en ook elders wordt van de linde een veelvuldig gebruik gemaakt voor de beplanting van wegen, straten en pleinen maar ook op veel oude landgoederen drukt zij als monumentale boom haar stempel.

De in Nederland meest voorkomende soorten zijn:

1. de grootbladige ofzomerlinde (Tiliaplatyphyllos Scop.) en
2. de kleinbladige of winterlinde (T. cordata Mill.). De eerste heeft haar natuurlijk verbreidingsgebied in Zuid-Europa; de tweede komt tot ver in het N. voor. Vroeger werd de kleinbladige linde veel aangeplant; de oude linden, die men in veel dorpen en steden en op landgoederen aantreft zijn meest winterlinden.
3. De Hollandse linde (T. vulgaris Hayne), een bastaard tussen de beide vorige, wordt tegenwoordig in Nederland het meest gebruikt, vooral de variëteiten Franse of koningslinde en zwarte of Opheusdense linde,
4. De Amerikaanse of langstelige zilverlinde (T. petiolaris D.G.) kenbaar aan haar grote bladeren, die aan de bovenzijde donker groen en aan de onderzijde met witte haartjes zijn bezet.
5. De Hongaarse zilverlinde (T. tomentosa Moench.) met kleinere bladeren dan de vorige, die evenals de twijgen in de jeugd witviltig behaard zijn.
6. De Krimlinde (T. euchlora K. Koch) afkomstig uit Zuid-Rusland. Zij wordt door sommigen als een bastaard beschouwd tussen T. cordata en T dasystyla Stev., vormt een kleinere kroon dan de zomer- en winterlinde en wordt steeds meer voor de aanplant in steden gebruikt, ook omdat ze minder wordt aangetast door bladluizen, die veel op de andere soorten voorkomen en een kleverig vocht, de zgn. honingdauw afscheiden, dat de bladeren en ook de voorwerpen, die zich onder de bomen bevinden overdekt. Behalve de genoemde soorten vindt men in parken nog andere, zoals de Amerikaanse linde (z. americana L.) met zeer grote bladeren.

Het hout van de verschillende lindensoorten loopt in uiterlijk en eigenschappen zeer weinig uiteen. Spint en kernhout, zo van dit laatste kan worden gesproken, zijn gelijk en witachtig lichtbruin, soms meer geelachtig. Het hout is zacht, matig zwaar (s.g. 0,58), werkt matig maar is aan de buitenlucht zeer weinig duurzaam. Door zijn homogene bouw is het gezocht voor tekenborden, houtsnijwerk en beeldhouwwerk, waarvoor het vooral in vroegere eeuwen veel werd gebruikt. Het wordt veel gebezigd in muziekinstrumenten, voor de vervaardiging van blanke meubelen, voor keukengerei, als broodplanken en verder voor closetzittingen, borstels enz.

PROF. IR J. H. JAGER GERLINGS

Lit.: A. Rehder, Manual of Cultivated Trees and Shrubs (New York 1940); G. Houtzagers en M. de Koning, De Boomsoorten (Arnhem 1945); A. te Wechel, Fijnhout (1945).

< >