Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-01-2023

LIBERTIJNEN

betekenis & definitie

komen voor in de Handelingen der Apostelen VI, 9 als de leden van een uit vrijgelaten Joodse slaven bestaande gemeente met een eigen synagoge, maar mogelijk is Libertijnen hier een schrijffout voor Libyërs, d.w.z. Afrikaners, en hun synagoge zou dan genoemd zijn naast die der Cyrenaeërs en Ciliciërs, allen vijandig jegens Stefanus.

Op grond van deze bijbelplaats wordt het woord in de 16de eeuw gebruikt door Calvijn en zijn volgelingen voor: i. de „Spirituels” in Genève, waartegen hij een scherp gestelde verhandeling schreef; zij waren aanhangers van de Nederlanders Quintin (uit Doornik), Pocquet (uit Enghien) en Coppin (uit Rijsel), die een pantheïstisch-antinomisme predikten, dat ook wel tot moreel libertinisme leidde; ze hebben ook enige overeenkomst met de anti-trinitariërs. Op het voetspoor van Calvijn duidden diens aanhangers in de Nederlanden er de „geestdrijvers” mee aan. 2. In Genève gebruikte men deze naam ook voor de politieke tegenstanders van Calvijn’s rigorisme en de tyrannie der predikanten.

Als scheldnaam bedoeld en als erenaam aanvaard, worden met Libertijnen in de Nederlanden aangeduid de humanistischgezinde intellectuelen, die van geen streng dogmatisme wilden weten, de Calvinistische kerkorde niet wilden aanvaarden en in het algemeen door modem-Protestantse opvattingen en verdraagzaamheid zich van de in de Hervormde Kerk heersende groep onderscheidden („Rekkelijken”); volgens sommigen behoorden ook de Remonstranten hieronder. Zo kon later het woord Libertijnen ook gebruikt worden voor de Vrijdenkers der 18de eeuw.

Lit.: J. Frederichs, De secte der Loïsten of Antwerpsche Libertijnen (1891); Ch. Schmidt, Les Libertins spirituels (1879); J Jaujard, Essai sur les Lib. spir. de Genève (1890); J. C. Naber, Calvinist of Libertijnsch? (1884); F. T. Perrens, Les Libertins en France au XVIIe siècle (1896); René Pintard, Le Libertinage érudit dans la première moitié du XVII siècle (Paris 1943) 5 H. A. Enno van Gelder, Humanisten en Libertijnen, Ned. Arch. v. Kerkgesch. N.S. XVI (1921).

< >