(in Rusland: Leontij Leontijewitsj) graaf von, Russisch veldheer van Hannoveraanse afkomst (Brunswijk 10 Febr. 1745 - Banteln in Hannover 3 Oct. 1826), trad eerst in Hannoveraanse hof- en krijgsdienst, verloor daarna zijn vermogen en ging in 1773 in Russische dienst. Hij blonk uit bij het beleg van Otsjakow in 1790, nam deel aan de veldtocht tegen Polen in 1792 en de oorlog tegen Perzië in 1796 en was in 1801 een der leiders van de samenzwering tegen tsaar Paul I, waardoor deze vermoord werd.
In 1802 werd hij bevorderd tot genei aal der cavalerie. Hij streed mee in de oorlog van 1806-1807 tegen Frankrijk, overwon de Fransen bij Poeltoesk en wist in de bloedige slag bij Eylau (1807) de aanval van Napoleon te weerstaan, waarna hij begiftigd werd met de St Andreas-orde. In de volgende slag bij Friedland werd hij echter verslagen. In de oorlog van 1812 werd hij chef van de generale staf onder Koetoezow en nam deel aan de slag bij Borodino. In 1813 commandeerde hij het Russische reserve-leger, dat door tijdig ingrijpen de slag bij Leipzig ten gunste van de Geallieerden besliste. Hij werd daarop tot graaf verheven. In 1818 nam hij ontslag uit de dienst en leefde verder in Hannover.