Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-01-2023

LEPELBLAD

betekenis & definitie

(1, plantkunde) (Cochlearia L.) is de naam van een plantengeslacht uit de familie der Kruisbloemigen of Cruciferen. Dit telt op het noordelijk halfrond 15 soorten, kale kruiden met langgesteelde grondbladen, witte bloemen, hauwtjes met een breed tussenschot en zaden, waarin het kiemworteltje tegen de zijkant van de zaadlobben omgebogen ligt.

Tot de Nederlandse flora behoren 3 soorten: het gewone lepelblad (C. officinalis L.), met enigszins hartvormige wortelbladeren en bijna bolvormige hauwtjes, Engels lepelblad (C. ançlica L.), met eironde of langwerpige, in de bladsteel aflopende wortelbladeren en langwerpige, afgeplatte hauwtjes, en het kleinere Deens lepelblad (C. danica L.), met spiesvormige, 3-lobbige blaadjes, alle drie soorten van de zeekust. Gekweekt om de wortel, de peper- of mierikswortel, ook verwilderd, treft men aan: C. Amoracia L., de Mierik, een hoge plant met zeer langgerekte, grof getande, lager aan de stengel soms zeer diep ingesneden bladeren en bolvormige hauwtjes met ongenerfde kleppen uit Z.O.-Europa.

(2, pharmacie). De Lepelbladspiritus (Spiritus Cochleariae) wordt, al of niet gemengd met Tinctuur van Myrrhe, en verdund met water, gebruikt bij ontstekingen van het mondslijmvlies. Deze spiritus wordt verkregen door destillatie van alkohol over een mengsel van verse Mierikswortel en Lepelbladkruid. Beide grondstoffen bevatten glucosiden, die bij ontleding vluchtige, op mosterdolie gelijkende oliën afsplitsen. Lepelblad-spiritus gold als een geneesmiddel tegen scheurbuik, toen men nog niet wist, dat deze ziekte berust op een tekort aan vitamine C.

< >