Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-01-2023

LEEDS

betekenis & definitie

stad (county-borough) in het West Riding van het Engelse graafschap York, is het commerciële, culturele en administratieve middelpunt van dit industriedistrict; ligt op de beide oevers der tot hier bevaarbare Aire, aan het N.O. uiteinde van een uitgestrekt steenkolendistrict en is door verschillende kanalen (o.a. het Leeds-Liverpoolkanaal) en spoorwegen met de voornaamste steden van Groot-Brittannië verbonden. Zij telt met haar voorsteden Holbeek, Armly, Bentham, Wortley enz. (1951), op 122 km2, ca 508 300 inw.

In 1893 werd Leeds tot City verheven. Leeds bezit aan bezienswaardige gebouwen de Kirkstall Abbey (1152), een Cisterciënser abdij, de moderne Civic Hall (1933), een stadhuis in Palladiostijl opgetrokken (1858), voorts een groot aantal kerken, o.a. de St John’s (1634), de Adel-kerk in Normandische stijl, de St Peter-kerk (herbouwd in 1841), tevens een R.K. kathedraal, de St Anne. Verder is er het landgoed Temple Newsam, thans museum, dat zijn naam ontleent aan de Knights Templars, die hier van 1155-1312 hun residentie hadden. Van de 129 parken is Roundhay Park het grootste. Sedert 1904 heeft de stad een universiteit waaraan een textielhogeschool is verbonden. De voornaamste tak van bedrijf was voorheen de wollenstoffenindustrie, waarvoor Leeds reeds in de 18de eeuw het voornaamste centrum vormde, terwijl het tevens middelpunt van de lakenhandel was. Thans omvat deze tak van bedrijf slechts 5 pct van de beroepsbevolking; van veel meer betekenis zijn thans de kledingindustrie (confectiefabrieken) en de kledinghandel, die 17 pct van de beroepsbevolking werk geeft. Belangrijk zijn ook de metaalindustrie (textielmachines, rails, constructiewerken, electrotechnische artikelen, koperwerk), de bouwnijverheid en de grafische industrie.Leeds bestond reeds ten tijde van Willem de Veroveraar en bezat een sterk kasteel, dat in 1139 door koning Steven van Blois belegerd werd en in 1399 tot gevangenis diende voor Richard II. Koning Karel I schonk de stad in 1626 stedelijke voorrechten en later Karel II het grote privilegie, dat tot 1837 de grondslag van haar bestuur vormde.

Lit.: J. H. Wilkinson, L.’s Dialect Glossary and Lore (Leeds 1924); P. Robinson, L. Old and New (1926); W. B. Grump, L.’s Woollen Industry 1780-1820 (1931); J. E. Stocks, St John’s Church 1634-1934 (1934); The City of L.. The Industrial Centre of The North (1935); Ghanging L. (1937).

< >