Deens schrijver (Odense 25 Juni 1864 - Kopenhagen 6 Nov. 1935), was een tijd in staatsdienst als statisticus, maakte grote reizen en wijdde zich verder aan letterkundige arbeid.
Na enige historische romans, onder andere Alle Synderes konge (De koning van alle zondaars, 1903), gaf hij in Af Bygernes Slaegt (1909), een familieroman met veel autobiografische elementen, een schildering van de tijd van ca 1900. Daarna komt een reeks reisbeschrijvingen in romanvorm, nl. Den Evige (1905-1906), Den ukendte Gud (1913) en het vervolg Under Livets Tra (Onder de boom des levens, 1917), met de religieuze gedachte, dat de kunst, niet de kerk, Gods woonplaats is. De twee hoofdmotieven in Bruun’s werken zijn de beschrijving van vreemde landen en vervlogen tijden. Buiten Denemarken is zijn Van Zanthencyclus, een soort Robinsonade, het meest gelezen.
Bibl. (behalve de genoemde): Midnatssol (Middemachtszon, 1907); Van Zanthens lykkelige Tid (1908); Den forjaettede Ö (Het beloofde eiland, 1910); Den glïedelose Enke (De vreugdelooze weduwe, 1914); Oanda (1919); Tvillingeme (De Tweelingen, 1923)-