is volgens art. 76 K iemand, die zijn bedrijf maakt van het sluiten van overeenkomsten op zijn eigen naam of firma, en tegen genot van zeker loon of provisie, op order en voor rekening van een ander. Hij is jegens degene, met wie hij handelt, niet gehouden de persoon op te geven, voor wiens rekening hij handelt.
Hij is rechtstreeks jegens zijn mede-contractant verbonden, terwijl de commissiegever geen recht van vordering heeft tegen hem, met wie de commissionnair gehandeld heeft, gelijk evenmin omgekeerd (artt. 77 en 78 W.v.K.). Handelt iemand wel in de naam van zijn opdrachtgever, dan is hij een gewone lasthebber (art. 79 W.v.K.).De commissionnair heeft een zeer hoog gerangschikt voorrecht, terzake van de vorderingen, welke hij als zodanig ten laste van zijn commissiegever heeft. Hij heeft bovendien het recht zichzelf uit de opbrengst te voldoen (art. 81 W. v. K.) en kan op eenvoudige wijze een verkoopmachtiging van de rechtbank verkrijgen (artt. 82 en 83 W. v. K.); ook in geval van faillissement blijven deze mogelijkheden hem openstaan (art. 84 W. v.
K.). Voorts heeft hij nog een recht van terughouding (art. 85 W.v.K.). De commissionnair is verplicht aan zijn lastgever rekening en verantwoording te doen over hetgeen hij voor hem heeft gedaan en ontvangen. Hij staat echter slechts voor het nakomen van de verplichtingen door zijn medecontractant in, indien hij dit risico contractueel jegens zijn opdrachtgever op zich heeft genomen, waarvoor dan boven het gebruikelijke loon (provisie) een nadere beloning wordt bedongen (gewoonlijk „delcredere” genoemd; art. 240 W. v.
K.). Men kent zowel inkoop- als verkoopcommissionnairs. De opdrachtgever van de commissionnair noemt men committent. Ook zonder daarvan zijn bedrijf te maken kan iemand op eigen naam of firma en tegen genot van zeker loon of provisie op order en voor rekening van een ander een overeenkomst sluiten; hij is dan geen commissionnair, doch valt toch onder dezelfde wettelijke bepalingen uit het W. v.
K. (art. 85a W. v. K.).
PROF. MR R. P. CLEVERINGA
Lit.: Molengraaff, Leidr. b. d. beoef. v. h. Ned. handelsrecht, I, 8ste dr. (1947), blz. 162-169; dit stuk bewerkt door C. W. Star Busmann); M.
Polak, Handb. v. h. Ned. handels- en faillissementsrecht, I (1936), 5de dr. (blz. 208-223).