Westduitse stad in het Land Zuid-Baden, met (1951) 20200 inw. (1939: 17 100, 1945: 16500), v.w. 57 pct Evang., 39 pct R.K. en 4 pct andersdenkenden, is gelegen in het dal der Schutter aan de voet van het Zwarte Woud en aan de spoorlijn Karlsruhe-Freiburg. De stad bezit een i3de-eeuwse kerk en een oude kasteeltoren.
De industrie is zeer gevarieerd (cartonnage, sigaren, leer, houtwaren, metaalwaren). Voorts is er tuinbouw en wijnhandel. Lahr wordt in 1520 voor het eerst genoemd, werd in 1366 stad en vormde met een aantal dorpen een heerlijkheid, die door erfenis aan de graven van Nassau-Weilburg kwam; de helft werd in 1497 aan Baden verkocht, doch in 1629 kwam de gehele heerlijkheid weer aan de graven van Nassau-Saarbrücken. Bij de vrede van Lunéville (1801) werd zij aan Baden afgestaan.