Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 04-07-2022

Indus

betekenis & definitie

in het Sanskrit Sindhoe ( = rivier), de 3180 km lange hoofdrivier van westelijk Voor-Indië neemt een stroomgebied in van 965 000 km. Hij ontspringt als Singhi op de noordelijke helling van de berg Garingbotsje, stroomt naar het N.W., neemt de Gartok of Gattang-tsjoe op, loopt, onder de naam Singh-ka-bab (Leeuwenpoort) door een hoogvlakte, dringt bij de pas La-Ganskiel in een enge dalkloof en komt in Baltistan, de naam Aba-Sindh (d.w.z. eigenlijke Indus) aannemende.

Dan stroomt hij naar het N.N.W., neemt de Gilgit op en buigt om naar het Z., versterkt door de Kaboelrivier. Hier heeft de Indus een breedte van 250 m. Tot Atak gaat de scheepvaart stroomopwaarts. 185 km beneden Atak komt de Indus, met een breedte van 450 m in de vlakte. Ongeveer 5 km boven Mithan-Kot verbindt hij zich met de Pandsjnad (1700 m breed), ontstaan uit de samenvloeiing van Dsjilam (Jhelum), Tsjinab (Chenab), Rawi en Satledsj (Sudledj), die in hun bovenloop met die van de Indus de beroemde Indische Pendsjaab (Vijfstromenland) vormen. Beneden Tatta heeft de hoofdsplitsing in twee grote armen plaats, die zich herhaaldelijk opnieuw onderverdelen. In het geheel heeft de Indus dertien mondingen.

De waterwegen van de ca 8000 kms innemende delta zijn aan de grootste veranderingen onderworpen. Tegenwoordig is de Hadsjamro-arm de voornaamste; zeeschepen kunnen er echter niet binnenkomen. Bij hoogwater (bij Attok tot 15 m boven laagwater) is de gehele delta aan overstromingen blootgesteld. Van Tatta tot Multan is er geregelde scheepvaart.Lit.: A. Prölss, Der I., Versuch einer Landschaftsstudie (1931).