(Fried. Krupp A.G.) werd in 1903 als Aktiengesellschaft opgericht ter voortzetting van de industriële ondernemingen, toebehorende aan de sedert 100 jaren bestaande fa Fried.
Krupp, te Essen. In 1943 werd bij „Sondererlass” van Hitler, de zgn. Lex Krupp, de bestaande A.G. ontbonden en omgezet in een particuliere firma waarvan eigenaar en enig vennoot Alfried Krupp (,z Krupp von Bohlen und Halbach) werd; deze „Lex Krupp” gaf deze firma o.a. in fiscaal opzicht een bijzondere positie.De Krupp-Werke (zoals de firma gewoonlijk genoemd wordt) fabriceerde gietstaal en half-fabricaten en fabricaten daarvan. Het concern omvatte, behalve de gietstaalfabriek en de andere fabrieken te Essen, steenkoolmijnen te Bochum en acht andere ondernemingen waarvan de voornaamste waren het Fried. Krupp Grusonwerk te Maagdenburgen de Germania Werft te Kiel. De productie bedroeg in 1938:steenkool: 7,6millioen ton; cokes: 3 millioen ton; ijzererts: 1,3 millioen ton; ruwijzer: 2 millioen ton; ruwstaal: 2 millioen ton; walsproducten: 1,5 millioen ton. In 1938 werkten meer dan 100 000 arbeiders in de Krupp-fabrieken en 23 000 in geaffilieerde ondernemingen. Het kapitaal der in 1943 ontbonden A.G. bedroeg nominaal R.M. 160 millioen.
De fa Krupp heeft vooral bekendheid verworven als wapenfabrikant, hoewel volgens de productie-opgaven de wapenproductie vóór 1914 slechts 20 pct en gedurende de bewapeningsjaren 1936-1938 slechts 25 pct der totale productie uitmaakte. Als „kanonnenkoningen” waren de Krupps echter „het brandpunt, het symbool en de profiteurs van de onheilvolle krachten, die de vrede in Europa bedreigen”, zoals de Amerikaanse openbare aanklager Jackson het bij het proces te Neurenberg uitdrukte. De gedurende Wereldoorlog II door luchtbombardementen reeds zeer zwaar beschadigde Krupp-fabrieken te Essen werden ontmanteld, behalve de locomotief- en wagonherstelplaatsen, en onder geallieerd toezicht gesteld. Het concern zal overeenkomstig de dekartelliseringswetgeving en regeling gesplitst worden. Een groot deel der Krupp-fabrieken is thans (Sept. 1951) in herbouw.
MR j. VAN GALEN
Lit.: Baedeker, Alfred Krupp u. die Entwicklung der Guszstahlfabrik zu Essen (1888); H. Frobenius, Alfried Krupp (Dresden 1898); G. Koepper, Die Krupp-Werke. Geschichte eines Weltunternehmens (1922); Däbritz, Die Finanzgeschichte der Kruppschen Guszstahlfabrik unter ihrem Gründer Fr. Krupp (1923); W. Berdrow, Alfred Krupp (2 dln, 2de dr. 1928); Idem, Friedrich Krupp (1929); Marcus, Die grossen Eisen- u. Metallkonzerne (1929); B. Menn, Krupp, Deutschlands Kanonenkönige (1937); Alfr. Krupp der Treuhänder eines deutschen Familienunternehmens (Düsseldorf 1938); H. Maschke, Das K.Urteil und das Problem der Plünderung (1951).
Over het Duits-Ned. geslacht Bohlen-Boelen: W. Berdrow, Die Familie Bohlen und Halbach, nebst Erg. v. F. G. Kraft u. Namenreg., 3 dln (Essen 1921-’30); (W. H. van der Linden) Stamboek der familie Boelen (Amsterdam 1941).