Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 24-01-2022

Kruis van bewcastle

betekenis & definitie

is een op het kerkhof van Bewcastle (Cumberland, Engeland) opgericht stenen kruis, waarvan nog alleen de schacht over is, uit één steen vervaardigd, 4,30 m hoog, aan de voet 50 cm en aan de schacht 38 cm breed. Het kruis zelf is waarschijnlijk afgebroken en verloren (vóór 1564).

De schacht is aan alle vier zijden in vakken of panelen verdeeld, die overdekt zijn met vrij vlakke reliëfs, stilistisch overeenkomend met die van het Irtonkruis (Cumberland), het Eyam-kruis (Derbyshire) en het Schotse Ruthwell-kruis (Dumfriesshire). Tussen verschillende panelen staan aan drie zijden Anglische runen ingegrift, waarin o.a. vermeld wordt dat koning Alcfrith („AIcfrithu”) van Northumbrië het kruis oprichtte, waaruit men besluit, dat het uit het eind der 7de eeuw moet stammen (Alcfrith overleed ca 670). Zou er inderdaad aan deze gegevens niet te tornen zijn, dan is het Bewcastlekruis een van de oudste gebeeldhouwde staande kruisen der Britse eilanden. Aan de noord- en zuidzijde van de vierkante schacht bevinden zich panelen met dambord-ornamentiek, dooreengevlochten banden en krulwerk. De oostzijde heeft rollende wijnranken met daartussen vrij naturalistisch gehouden beesten; op de westzijde staan onder elkaar drie mensenfiguren afgebeeld: een man in lang gewaad (H. Johannes de Doper ?), Christus, twee monsters vertredend (bovenschrift „Gessus Kristtus”) en een man met een valk of havik. De versieringen gaan ten dele op Byzantijnse voorbeelden (op ivoren, tapijtwerken enz.), ten dele op Angelsaksisch metaalwerk en Frankische handschriften terug (in de trant bijv. van het „Sacramentarium van Gellone”).DR JOHN B. KNIPPING

Lit.: W. Viëtor, Die Northumbr. Runensteine (Marburg 1895); Aymer Vallance, Old Crosses and Lychgates (London 1920); Blyth Webster, in G. B. Brown, The arts in early England 5 (London 1921); W. V.

Collingwood, Northumbr. Crosses in the Pre-Norman Age (London 1927); A pedigree of Anglian Crosses, in „Antiquity” 6 (1932, 35-54)» T. D. Kendrick, Anglo-Saxon Art (Oxford 1946); F. Cabrol, L’Angleterre chrétienne avant les Normands (Paris 1909)-

< >