(Lepidium L.) is de naam van een plantengeslacht met 130 soorten in de gematigde en warme gewesten uit de familie van de Kruisbloemigen (Cruciferen), gekenmerkt door een tros kleine, witte of roodachtige, zelden gele of kroonloze bloemen en platte hauwtjes met gekielde of gevleugelde klepjes, een smal tussenschot en 1 zaadje in elk hokje.
Tot de Nederlandse flora behoren 5 soorten: 2 met pijlvormig stengelomvattende bladeren: de Veldkruidkers (L. campestre R.Br.), grijsbehaard, met aan de top duidelijk gevleugelde hauwtjes, vrij algemeen op ruigten en bouwland, op kalk en klei, en de zeldzamere, forsere Pijlkruidkeis (L. Draba L.), die ongevleugelde hauwtjes heeft en vooral langs de rivieren en de kust voorkomt; dan de Steenkruidkers (L. ruderale L.), een zoutminnend, 1- of 2-jarig plantje met een onaangename reuk, enkel- tot dubbelveerdelige wortelbladen, lijnvormige bovenste bladeren, meest kroonloze bloemen met slechts 2 of 4 meeldraden en duidelijk ingesneden, smal gevleugelde hauwtjes; ten slotte 2 zeldzame forse overblijvende soorten, de meterhoge Peper kers (L. latifolium L.), met langgesteelde, eivormige, leerachtige, grijs-groene, gekarteld-gezaagde wortelbladen, smallere hogere bladen, een sterk vertakte pluim van witte bloempjes en ronde, zachtbehaarde hauwtjes, als zoutminnende plant vooral langs de kust te vinden, en de Graskers (L. graminifolium L.), met over het geheel smallere bladen en ovale kale hauwtjes, die langs de Waal voorkomt. Gekweekt als toekruid wordt de 1-jarige Tuinkers (L. sativum L.), uit N.O.-Afrika en Z.W.-Azië afkomstig. Van de talrijke adventief in Nederland gevonden soorten is wel de bekendste de Doorg oeide Kruidkers (L.perfoliatum L.) uit Z.O.-Europa.