(Italiaans: Cáttaro), een stad in de Joegoslavische federale republiek Montenegro, met ca 5000 inw., ligt zeer schilderachtig tegen de voet van de 1759 m hoge berg Lovéen, aan de mond van de Rijeka in de Baai van Kotor (Boka Kotorska, Bocche di Cattaro). De stad heeft een uitstekende haven, vestingwerken aan de kant van de golf en het fort San Giovanni achter haar.
De R. K. Tryphonskathedraal dateert uit 1681, de Grieks-Orthodoxe Nicolaaskerk uit 1909, de Collegiaalkerk uit de 13de eeuw. Er is een Franciscaner klooster en het op 260 m hoogte gelegen oude fort Soeli Ivan gold als de „sleutel der stad”. In Kotor zetelen R.- en Gr.-Katholieke bisschoppen. In de omgeving is wijnbouw en olijventeelt. De stadsbevolking doet aan zeevaart, visserij en handel.Kotor moet reeds bestaan hebben voor de verovering van de streek door de Romeinen in 116 v. Chr. Na de ondergang van het Westromeinse rijk kwam het onder Byzantium; van de 13de eeuw tot 1368 onder Servië, daarna onder Hongarije. Van 1420-1797 stond de stad onder Venetiaans bestuur, van 1797-1805 onder Oostenrijks bewind, dat tot 1814 plaats moest maken voor Frans. In 1918 ging het Oostenrijks bestuur over op dat van Joegoslavië. Van 1941-1944 was de stad door de Asmogendheden bezet.