Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

Knut HAMSUN

betekenis & definitie

Noors schrijver (Lom in Gudbrandsdal 4 Aug. 1860), eigenlijk Knut Pedersen, groeide op in de Lofoten als zoon van arme ouders, zwierf enige jaren in Amerika als conducteur, kantoorbediende en visser, schreef ondertussen reisbrieven naar Noorse kranten en hield literaire voordrachten in Minneapolis. Na zijn terugkomst publiceerde hij een studie over het geestelijk leven van Amerika (Fra det moderne Amerikas dndsliv), waarin hij zich scherp uitlaat over het gebrek aan beschaving, dat hij bij de Amerikanen meende op te merken.

Daarna verscheen zijn eerste roman Sult (Honger, 1890). De hoofdpersoon van dit boek vertoont reeds die eigenaardige mengeling van vage dromerij en hartstochtelijke onmiddellijkheid, die wij in zijn latere boeken, steeds meesterlijker getekend, terugvinden. Zijn volgende romans Mysterier (1892), Redaktar Lynge en Ny Jord (1893) zijn meer van polemische aard en richten zich scherp tegen de geest van de tijd. De roman Pan (1894) is een lyrisch boek met sterk natuurgevoel. Uit dezelfde tijd stammen ook de toneelstukken Ved Rigets Port (1895), Livets Spil (1896), Aftenrede (1898), die samen een trilogie vormen, waarin getekend wordt hoe de ouderdom de levensidealen aanvreet. Het romantische drama Munken Vendt (1902), geschreven nadat hij enige jaren in het buitenland had gereisd, is in zijn half-symboliserende strekking minder gelukt.

De dichtbundel Det vilde Kor (1904) heeft door zijn lyrische vlucht en gracieuze verteltrant sterke invloed op de jongere Noorse lyriek uitgeoefend. In 1906 openbaart zich een verandering in Hamsun’s kunst; in de plaats van de vaak hartstochtelijke felheid der vorige periode zien wij nu een zwaarmoedige, lyrische bewogenheid. De stijl wordt verzorgder, soms enigszins gezocht en grillig. Tot deze nieuwe groep romans behoren: Under Høststjernen (1906), Benoni (1907), Rosa (1908), En Vandrer spiller med Sordin (1909), Den sidste Glaede (1911). De tragiek van de ouderdom voert hij ten tonele in Livet i Vold (1910).Weder een nieuwe verandering komt er in Hamsun’s geest, wanneer hij zich als landbouwer vestigt, eerst in het N., na 1917 in het Z. van Noorwegen, aan de westzijde van de Oslo-fjord. Het leven op het land geeft hem een vastere kijk op het leven, verhoogt zijn afkeer van de stedelijke cultuur en vervult hem met deernis voor de langzame ondergang van de boerenstand. Nu schrijft hij Børn av Tiden (1913) en Segelfoss By (1915); in warmer gestemde en hoopvollere toon Markens Grøde (1917), een evangelie van het boerenleven, waarvoor hij in 1920 de Nobelprijs ontving. In Konerne ved vandposten keert hij terug tot de schildering van de Noorse maatschappij, nu zoals die zich ontwikkeld heeft in de oorlogsjaren. De schrijnende ondergangsstemming wordt verzacht door de fijne ironie. In het latere werk vormt Siste kapitel (1923) een hoogtepunt. Verder zijn te noemen Landstrykere (1927), August (1930), Men livet lever {1933).

Het enthousiasme, waarmee de Duitse jeugd Markens Grøde begroette, had Hamsun nader tot dit land gebracht. In Wereldoorlog I waS hij reeds, door zijn antipathie tegen Engeland en Amerika, vóór Duitsland geweest; zijn houding in Wereldoorlog II werpt een schaduw op zijn roemrijke naam, al moet men bedenken dat zijn onderscheidingsvermogen voor de veranderde omstandigheden op zijn hoge leeftijd ongetwijfeld aan scherpte zal hebben ingeboet. In Paa gjengrodde Stur (Oslo 1950) heeft hij zijn houding trachten te rechtvaardigen.

Lit.: A. Holitscher, Lebensgeschichte eines Rebellen (1924); C. D. Marcus, K. H. (Stockholm 1926); John Landquist, K. H. (Stockholm 1917); Skavlan, K.

H. (Oslo 1929); W. A. Berendsohn, K. H., das unbändige Ich und die menschliche Gemeinschaft (1929).

< >