noemt men steile, door verwering, afspoeling en ondermijning (ten gevolge van branding of stroming) ontstane wanden van over het geheel lage plateau’s van meer of minder vast gesteente. Daartoe behoren dus o.a. de afbrokkelende leemkusten langs de Noordzee, die bestaan uit grondmorene-materiaal van het landijs, dat in de ijstijd N.W.-Europa bedekte.
In Nederland zijn ze gelegen in Gaasterland (Mirnser Klif, Mirdumer klif, het Roode klif is vergraven) en bij Vollenhove (de Voorst, vergraven). Op de Noordfriese eilanden vindt men nog een Rotes Kliff, nl. op Sylt. Ook langs de Engelse kust is deze vorming nog waar te nemen, nl. aan de kust van Holderness in Yorkshire the Cliff. In Skandinavië noemt men de kliffen: glint (of klint) ; in Frankrijk spreekt men van falaise en ook van côte (vgl. Côte d’or) ; in het Spaans van cuesta.