(ook wel asteroïden of planetoïden genoemd). In het stelsel der om de zon bewegende grote planeten is een opvallende gaping tussen Mars en Jupiter, zoals blijkt uit de verhoudingen der opvolgende getallen in de volgende opgave, waarin de afstanden dezer planeten in de gemiddelde afstand van de aarde tot de zon als eenheid uitgedrukt, in volgorde gegeven zijn: Mercurius 0,39, Venus 0,72, Aarde 1,00, Mars 1,52, Jupiter 5,20, Saturnus 9,54, Uranus 19,19, Neptunus 30,70, Pluto 39,52.
Deze gaping tussen de banen van Mars en Jupiter is het gebied der zgn. Kleine Planeten, dat zijn lichamen, waarvan de grootste een diameter van ca 800 km en de kleinste die nog waargenomen kunnen worden een diameter van slechts 1 of 2 km bezitten. Deze laatste zijn zeer talrijk en het is wel zeker, dat er een groot aantal nog kleinere planetoïden is, dat altijd beneden de waarnemingsgrens blijft. Het is mogelijk dat de meteoorstenen die zo nu en dan op de aarde neerkomen ook tot de groep der Kleine Planeten gerekend moeten worden. Vergeleken bij de gewone planeten, waarvan de kleinste, Mercurius, een diameter van 5000 km heeft, zijn de Kleine Planeten slechts onbetekenende brokken materie. De massa (het gewicht) van de grootste, Ceres, is ca 1/8000 van de massa der aarde, de gezamenlijke massa van alle Kleine Planeten kan op ca 1/1000 van die der aarde geschat worden. Over het ontstaan van deze lichamen bestaan verschillende theorieën. Er zijn tekenen, die er op wijzen, dat zij fragmenten zijn van een planeet, die door de een of andere oorzaak uiteengesprongen is. Uit hun lichtwisseling blijkt dat zij vrijwel alle een onregelmatige vorm hebben.Slechts bij de allerhelderste Kleine Planeten zoals Ceres, Pallas, Juno en Vesta kan de diameter direct waargenomen en gemeten worden, de andere doen zich zelfs in de grootste kijkers slechts als lichtpunten voor en onderscheiden zich in haar uiterlijk niet van de vaste sterren. Zij verraden zich slechts, doordat zij zich ten opzichte van de vaste sterren verplaatsen. Haar ontdekking geschiedt tegenwoordig uitsluitend langs fotografische weg. Op lang belichte platen, waarop de sterren als puntjes afgebeeld staan, geven de Kleine Planeten een streepje. Gemiddeld worden er jaarlijks ca 20 nieuwe asteroïden ontdekt waarvan de baan bepaald kan worden. Begin 1950 bedroeg het aantal Kleine Planeten, waarvan de banen bekend waren, 1535. Het totale aantal, dat met de 100-inch reflector van de Mt Wilson Sterrenwacht waargenomen zou kunnen worden, schat men op ca 50 000. De Kleine Planeten worden gewoonlijk aangeduid met behulp van een nummer en een naam, die door de ontdekker gekozen wordt, bijv. 433 Eros, 2 Pallas.
Zoals vermeld, ligt de grote meerderheid van de banen der Kleine Planeten tussen die van Mars en Jupiter. Er zijn echter verscheidene banen die vrij sterk van het gemiddelde afwijken. Onder de Kleine Planeten met afwijkende banen zijn er enige, die de aarde dichter kunnen naderen dan enig ander lid van het planetenstelsel.
Deze zijn van bijzonder belang voor astronomen, omdat door nauwkeurige waarneming van deze Kleine Planeten van verschillende punten der aarde uit op de tijd, waarop zij zich het dichtst bij de aarde bevinden, haar zgn. parallax en dus ook haar afstand kunnen worden afgeleid. Daaruit kan men de afstand van de aarde tot de zon, de zgn. astronomische eenheid, berekenen en de zo berekende waarde is nauwkeuriger dan de waarde, die uit andere metingen verkregen kan worden. Voor dit doel werd in 1931 een uitgebreide internationale campagne georganiseerd om de parallax van Eros te bepalen. Haar kleinste afstand tot de aarde bedroeg toen 26 millioen km. Deze Kleine Planeten bieden tevens de mogelijkheid om een nauwkeurige bepaling van de massa der maan te verkrijgen. Onder de Kleine Planeten, wier banen zich onderscheiden van de andere, vindt men een groep met omloopstijden, die gelijk zijn aan die van Jupiter en die een bijzondere interesse bieden voor de theoretische astronomen. Deze planeten zijn alle genoemd naar de helden van Homerus en de groep wordt gewoonlijk aangeduid met de naam Trojanen.
De eerste ontdekking van een Kleine Planeet is gedaan door Piazzi op Sicilië, die in 1801 Geres ontdekte. Pallas, Juno en Vesta werden spoedig daarna ontdekt, maar pas tegen het midden van de 19de eeuw werden verdere Kleine Planeten ontdekt, die alle aanmerkelijk zwakker waren.
PROF. DR J. H. OORT.