Nederlands zeerover (Oostzaan ca 1587 - na 1655), nam waarschijnlijk vóór en na het Twaalfjarig Bestand deel aan de kaapvaart tegen Spanje, eerst als zeevaarder en daarna als deelhebber in de Middelburgse maatschappij der,,Kooplieden-Avonturiers”,doch toen hij zich bij de buitverdeling onrechtvaardig behandeld achtte, stak hij, vermoedelijk kort na 1621, in zee als gezagvoerder op het kaperschip Walta, voorzien van commissiebrieven van de Staten en prins Maurits. Verscheidene jaren lang leidde hij, vriend noch vijand sparend, het wisselvallige leven van een vrijbuiter, totdat hij in 1627 met een pardonbrief van de Staten aan het hoofd van drie schepen naar zijn vaderland terugkeerde.
Als reder en koopman, maar ten slotte verarmd door tegenspoed, leefde hij nog vele jaren in zijn geboorteplaats. Daar hij de journalen en rekeningen uit zijn piratentijd, voor zover bijgehouden, in zee moet hebben geworpen, staan omtrent zijn legendarische figuur niet veel authentieke gegevens ten dienste. Men vindt ze o.a. in het niet geheel betrouwbare geschrift, door een Oostzaanse schoolmeester in 1659 uitgegeven, 't Begin, midden en eynde der seerooveryen van den alderfameusten zeeroover Claes G. Compaen etc., dat verscheidene herdrukken beleefde.DR J. K. OUDENDIJK
Lit.: H. Dunlop, Claes Compaen de zeeroover, Haagsch Maandblad, dl 9, p. 70 (Den Haag 1928); Idem., Hollandsche zeeroovers in de 17de eeuw (Zutphen 1938).