beroemd geworden vondeling (30 Apr. 1812? - Ansbach 17 Dec. 1833), vertoonde zich op 26 Mei 1828 voor het eerst te Neurenberg. Hij gedroeg zich, hoewel ca 16 jaar oud, als een kind, dat zijn ledematen nog niet goed gebruiken kan, stamelde slechts enkele woorden en bleek allerlei gewone voorwerpen en verschijnselen niet te kennen.
Wel kon hij zijn naam schrijven. Ook ontwikkelde zijn geest zich vrij snel, toen hij aan de hoede van een leraar aan het gymnasium, Daumer, toevertrouwd was. Toen hij geleerd had, zich beter uit te drukken, verklaarde hij groot gebracht te zijn in een donkere lage ruimte, waaruit hij pas kort voor zijn verschijning (door wie, wist hij niet) te voorschijn gehaald was. Hauser had een paar brieven bij zich gehad, gericht aan de commandant van het 17de regiment lichte cavalerie, waarin vermeld stond, dat de vader van de jongen bij dat regiment gediend had en dat Kaspar ook daarin opgenomen moest worden. Door een geschrift van de invloedrijke rechtsgeleerde Anselm von Feuerbach* werd het geval-Hauser in deze tijd van romantiek spoedig door heel Europa bekend. Op 17 Oct. 1829 werd Hauser gevonden met een gevaarlijke wonde aan het voorhoofd : alles wees erop, dat men een moordaanslag op hem beproefd had.
Nu kon hij niet ten huize van Daumer blijven. Verschillende pleegouders zorgden nu achtereenvolgens voor hem, maar de paedagogische behandeling, die hij voortaan ondervond, was in hoge mate verderfelijk. Het ergste maakte een rijke Engelsman het, een Lord Stanhope, die hem eerst schromelijk bedierf en later op infame wijze in de steek liet. Ook de geregelde bewaking, waaraan Hauser onderworpen was, had een slechte invloed op zijn toch reeds nerveus-angstig en ijdel karakter. Het laatst was Hauser in huis bij de onderwijzer J. G.
Meyer, een hardvochtig man, te Ansbach. Hij werd er onder onopgehelderde omstandigheden vermoord. Er bestaat een uitgebreide literatuur over het geval-Hauser, o.a. door K. Martens (1913), E. Pirchan (1917), E. Ebermayer (1926) en het best in de hieronder genoemde roman van J.
Wassermann. De ene groep van schrijvers tracht te bewijzen, dat Hauser een bedrieger was, die zichzelf een wonde toebracht om weder in het middelpunt van de belangstelling te komen, de andere, dat hij de zoon was van groothertog Karel van Baden en Stephanie de Beauharnais.Lit.: G. F. Daumer, K. H., sein Wesen, seine Unschuld, seine Erduldungen und sein Ursprung (1873); A. v. d. Linde, K. H., eine neugeschichtliche Legende (1887); E.
Kalshoven-Biermans, K. H. (1924); H. Pies, K. H., Augenzeugenberichte und Selbstzeugnisse (1926); A. Bartning, Altes und Neues zur H. frage (1930); J. Wassermann, K.
H. oder die Trägheit des Herzens (1908); Sophie Höchstetter, Das Kind von Europa (1925); Octave Aubry, L’Orphelin de l’Europe, Caspar Hauser (1928); H. Peitler u. H. Lay, K. H., über 1000 bibliogr. Nachweise (mit 20 Bildbeil. 1927); W.
Kunze, Mythos, Gestalt und Schicksal von K. H. (1931); O. Jungmann, K. H. Stoff und Problem in ihrer liter. Gestaltung (1934).