Duits philoloog (Brunswijk 4 Mrt 1793 - Berlijn 13 Mrt 1851), studeerde eerst te Leipzig, daarna te Göttingen, was 18181825 buitengewoon hoogleraar te Koningsbergen, 1824-1851 gewoon hoogleraar van klassieke en Duitse philologie te Berlijn. Aanvankelijk germanist, bewoog hij zich op het gebied van de klassieke philologie; zijn Betrachtungen über Homers Ilias (1837, 3de dr. 1874) behoren tot de vruchten van deze studie.
Hij is een aanhanger van de opvattingen van Friedr. Aug. Wolf, die in zijn Prolegomena ad Homerum (1795) verdedigd had, dat het Homerische epos ontstaan was door de verbinding van een aantal afzonderlijke liederen. Deze zgn. liedertheorie heeft Lachmann op het Middelhoogduitse Nibelungenlied overgedragen in zijn studies Über die ursprüngliche Gestalt des Gedichts von der Nibelungen Not (1816) en Der Nibelungen Not und die Klage nach der ältesten Überlieferung mit Bezeichnung des Unechten (1846). Deze opvattingen hebben tientallen jaren het Nibelungenonderzoek beheerst, maar zijn thans verouderd. Lachmann is verder, op het voetspoor van de grote Engelse philoloog Richard Bentley (1662-1742), de grondlegger van de philologische tekstcritiek. Op het gebied van de Germanistiek heeft hij critische uitgaven bewerkt van de Nibelungen (1826), van de gedichten van Walther von der Vogelweide (1827), van Hartmann’s Iwein (1827) en Gregorius (1838h van Wolfram von Eschenbach’s werken (1835), van Des Minnesangs Frühling (met Moriz Haupt; 1857); alle uitgaven, die thans, na een eeuw, hun waarde nog niet verloren hebben, wat daaruit blijkt, dat zij nog steeds, in nieuwe bewerkingen, gebruikt worden. Ook op het gebied der Oud- en Middelduitse metriek is Lachmann een erkende autoriteit (Über althochdeutsche Betonung und Verskunst; 1831). In zijn uitgave van Lessing’s werken (1838) heeft hij verder als eerste de beginselen van de philologische tekstcritiek op moderne literaire werken toegepast,PROF. DR H. W. J. KROES
Bibl.: Briefe, uitg. d. Alb. Leitzmann I (1943).
Lit.: M. Hertz, K. L. Eine Biogr. (Berlin 1851); H. Sparnaay, K. L. als Germanist (Bern 1948).