Frans romanschrijver (Parijs 6 Sept. 1900), van Amerikaanse ouders, studeerde enige jaren aan de universiteit van Virginia. Hierin ligt stellig een verklaring van zijn belangstelling in Engelse en Amerikaanse letterkunde, maar waarschijnlijk ook voor het typisch visionnaire element uit zijn eigen romans.
De hoofdfiguren uit zijn boeken zijn zwakke, vaak willoze wezens, die lijden onder een strenge, puriteinse omgeving of gebukt gaan onder het drievoudig noodlot van liefde, angst of dood, en die daardoor niet zelden tot een onwillekeurig misdrijf vervallen. Het bestaan van deze wezens weet de schrijver niet alleen aannemelijk te maken, maar met mededogen volgt de lezer hun tragische ondergang, dank zij Green’s groot literair talent. Hij wordt terecht gerekend tot de voornaamste representanten van de hedendaagse Franse literatuur. De gepubliceerde delen van zijn dagboek geven ons Green’s langzame evolutie naar het Katholicisme, maar onder het pseudoniem Théophile Delaporte had hij in de stijl van L.
Bloy een scherpe aanklacht gericht tot de Franse Katholieken, die hun godsdienst niet ernstig namen.DR R. WIARDA
Bibl.: Mont-Cinère (1926); Suite anglaise (1927, studies over Ch. Brontë, W. Blake en S. Johnson); Christine (1927); Le Voyage ur sur la terre (1927); Les Clefs de la Mort (1928); deze 3 novellen samengebundeld, met de novelle Léviathan onder de titel Le voyageur sur la terre (1930); Un Puritain, homme de lettres: Nathaniel Hawthorne (1928); Adrienne Mesurat (1927); Léviathan (1929); L’autre Sommeil (1931); Epaves (1932); Le Visionnaire (1934); Pamphlet contre les Catholiques de France (La Revue des Pamphlétaires, nr 1, 15 Oct. 1934; herdr. in de Cahiers du Rhöne 1944); Minuit (1936); Si j’étais vous (1947); Journal t.
I 1928-1934 (1938); t. II 1935-1939 (1939); tUI 1940-1943 (1946); t. IV 1943-1946 (1949); Memories of happy days (New York 1942; London 1944).
Lit.: J. C. Brisville, J. G. (1947); M.
Eigeldinger, J. G. ou la tentation de Pirréel (1948).