Don Spaans prozaschrijver (Cabra 18 Oct. 1824 Madrid 18 Apr. 1905), bekleedde in verschillende landen diplomatieke functies. In 1861 werd hij tot lid van de Kon.
Spaanse Academie gekozen. Hij heeft bijna alle literaire genres beoefend, maar het nageslacht kent hem echter uitsluitend als romanschrijver en criticus. Zijn aesthetische levenshouding, die stoelt op een uitgebreide kennis en een verfijnde gevoeligheid, is tastbaar in zijn gehele oeuvre. Levend in de bloeitijd van de romantiek, behoorde hij niet tot de romantici. En hoewel classicisl, hield hij zich niet strikt aan klassieke normen.Hij streefde naar een zeer persoonlijke stijl. De enige voorschriften waaraan hij zich nauwkeurig hield, waren die van de grammatica. Hij is een volmaakt stilist, de beste van de 19de eeuw in Spanje. Terecht karakteriseerde de Spaanse criticus „Clarin” hem als een „aristocraat van het genie”. Onbewogen waarnemer van het leven, oefende hij er een scherpe, soms harde critiek op uit. Een grote scherpzinnigheid en een gemakkelijke omgang met mensen gaven deze auteur een diep psychologisch inzicht. De figuren van zijn romans zijn onmiddellijk aan de realiteit ontleend. Valera toont de lezer alle schuilhoeken van hun ziel. Voortreffelijk casuïst analyseert hij met succes alle gewetensconflicten. Zijn beroemdste roman, gedeeltelijk in briefvorm, is Pepita Jiménez (1874). Het is de geschiedenis van een seminarist, wiens roeping doorkruist wordt door de aardse liefde voor een knappe weduwe. De belangrijkste andere romans zijn Las ilusiones del Doctor Faustino (1875), Dona Luz (1879) en Juanita la Larga (1896). Als criticus heeft Valera een enorme activiteit ontplooid.
Bibl.: Obras completas (Madrid 1905-1917). Zeer instructief voor de kennis van de auteur is het Epistolario de Valera y Menéndez Pelayo 1877-1905 (Madrid 1946).