Spaans lyrisch dichter (15de eeuw), was ,,escribano” van koning Juan II van Castilië. Als dichter is hij van weinig betekenis, want zijn verzen zijn grof; zijn naam is echter blijven leven als die van den compilator van het Cancionero de Baena, een verzameling van 576 gedichten van 54 met name genoemde dichters en 35 anonieme verzen, welke hij omstreeks 1445 aan Juan II aanbood.
Dit Cancionero bevat het belangrijkste dat Spanje aan lyrische poëzie heeft opgeleverd gedurende de regering van Pedro I, Hendrik II, Juan I, Hendrik III en de minderjarigheid van Juan II, d.w.z. van ± 1350 tot het begin van de 15de eeuw. De in deze verzameling vertegenwoordigde dichters kunnen in drie groepen worden verdeeld: 1. de Galicisch-Portugese, waartoe de ouderen behoren, 2. de Italiaans-allegorische, die Dante tot voorbeeld namen en waartoe de jongere dichters worden gerekend, en 3. de ascetisch-Castiliaanse, waartoe in de eerste plaats Ferrant Sénchez de Talavera behoort. Over het algemeen draagt het Cancionero de Baena een archaïserend karakter. Het beste gedicht van De Baena zelf, een Decir aan Juan II, is niet in de collectie opgenomen. De belangrijkste dichters van het Cancionero de Baena zijn, wat de eerste groep betreft, Pedro Ferrüs, Alonso Alvarez de Villasandino, Garci Ferrandez de Gerena, Diego de Valencia, Macias o Namorado*; van de tweede groep noemen we Francisco Imperial, Ruy Paez de Ribera en Ferrdn Manuel de Lando.PROF. DR C. F. A. VAN DAM
Bibl.: Cancionero de Baena, ed. P. J. Pidal (Madrid 1851) ; ed. Fr. Michel, 2 dln (Leipzig 1860).
Lit.: M. Menéndez y Pelayo, in Antologia de poe tas liricos castellanos, t. IV (Madrid 1893), blz. XXXVIII-XCVI.