Sir (Londen 1630 - 22 Juni 1699), zoon van een koopman, ging eerst bij de marine in dienst als victualiemeester op een oorlogsschip. Hij wist door schranderheid en ijver een plaats te verkrijgen onder de aanzienlijkste kooplieden van Londen en door het opkopen van aandelen in de Oostindische Compagnie verwierf hij een geweldig inkomen.
Hij werd lid van het comité der Oostindische Compagnie en in 1677 directeur en kort daarna gouverneur. Als zodanig beheerde hij de handel op Indië jarenlang bijna met onbeperkte macht, vooral omdat zijn broer, John, gouverneur van Bombay was en daardoor de machtigste man in het koloniale rijk zelf. Hij drong er op aan, het voorbeeld der Hollanders te volgen en was voor een krachtig bewind in Indië. In Engeland wist hij door vrijgevigheid en omkoping zijn macht uit te breiden, maar ten slotte werd de oppositie tegen hem toch zó, dat hij na de troonsbestijging van Willem III moest aftreden.
Hij heeft zich ook bekend gemaakt als schrijver over economische vraagstukken, pleitend voor renteverlaging en beperkte vrijhandel, en aanvoerend, dat ook bij hoge lonen het gehele land welvarend kan zijn. Het belangrijkst zijn: Brief observations concerning trade and the interest of money (1668).Lit.: Macaulay, History of England, IV; R. Grant, Sketch of the history of the East India Company (1813).