Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 04-07-2022

Joséphine marie josephe rose

betekenis & definitie

keizerin der Fransen, eerste gemalin van Napoleon I (Trois Ilets op Martinique 23 Juni 1763 - Malmaison 29 Mei 1814), was de dochter van de havenmeester Joseph Tascher de la Pagerie en van 1779-1794 de echtgenote van generaal Alexander de Beauharnais, die tijdens het Schrikbewind geguillotineerd werd. De kinderen uit dit niet zeer gelukkig huwelijk waren: Eugène, later onderkoning van Italië (z Beauharnais) en Hortense, later koningin van Holland en moeder van Napoleon III (z Bonaparte, stamboom).

Door de val van Robespierre uit de gevangenis bevrijd, behoorde zij in 1795 tot de kring van de burgeres Tallien en raakte in kennis met Barras, wiens geliefde zij werd en die haar uithuwelijkte aan zijn beschermeling generaal Napoleon Bonaparte (9 Mrt 1796).De familie van Napoleon heeft Joséphine altijd fel tegengewerkt. Zij heeft allerlei lasterpraat omtrent haar rondgestrooid uit jaloersheid op de goede verstandhouding tussen Napoleon en de familie de Beauharnais. Later speelde de opvolgingskwestie een grote rol. Joséphine was lichtzinnig en verkwistend, een echte vrouw van de wereld, maar goedhartig, beschaafd, gracieus: niet zonder noblesse. Na Brumaire gelukte het haar op Malmaison en in de Tuilerieën een kleine hofhouding te leiden, waar een andere toon heerste dan die van de grove onbeschaafdheid der „nouveaux riches” van de Directoire-tijd. Haar pogingen een politieke rol te spelen, mislukten echter deerlijk.

In 1800 werd zij een werktuig der royalistische reactie, maar verkocht tegelijkertijd de inlichtingen, die zij als zodanig verwierf, uit geldgebrek aan Fouché. Tegen Lucien Bonaparte, die reeds aandrong op de consolidatie van het eenhoofdig gezag, verbond zij zich toen weer met de republikeinen, omdat zij terecht vreesde, dat Napoleon zich van haar zou laten scheiden (het huwelijk bleef kinderloos), wanneer zijn macht erfelijk werd. In 1802 werkte zij dus ook tegen het consulaat voor het leven. Een tegenzet van haar was het huwelijk van haar dochter Hortense met Lodewijk Bonaparte, waarvan de zoontjes inderdaad een tijdlang troonopvolgers geweest zijn. Tevergeefs pleitte zij voor het leven van Enghien, maar zij bereikte dat van 8 ter dood veroordeelde royalisten het vonnis in gevangenisstraf veranderd werd. Een groot succes was, dat zij op 2 Dec. 1804 door Napoleon zelf tot keizerin gekroond werd, terwijl daags te voren haar huwelijk door kardinaal Fesch (in het geheim) kerkelijk gesloten was.

Nu begon de glorie van het keizerrijk, waarin toch ook de dreigende scheiding steeds boven haar hoofd hing. Toen in 1806 ’s keizers eerste bastaard geboren was, waarvan zijn vaderschap ontwijfelbaar scheen, stond het bij Napoleon vast, dat zijn huwelijk met Joséphine ontbonden moest worden. Hij had echter gewild, dat het verzoek daartoe van haar uitgegaan was. Zo duurde het nog tot 30 Nov. 1809, dat hij het haar meedeelde: zij veinsde een flauwte. Op 15 Dec. werd door Cambacérès in tegenwoordigheid van een familieraad een scheidingsacte opgemaakt op grond van gemeenschappelijk goedvinden. Daags daarop keurde de Senaat deze wijze van handelen goed: zij was in strijd met het Burgerlijk Wetboek, maar wordt beschouwd als een „politieke handeling en niet als een van privaatrechtelijke aard”.

Op 10 Jan. 1810 verklaarde de Franse kerkelijke overheid het huwelijk van 1 Dec. 1804 ongeldig, omdat het zonder getuigen gesloten was. Tot haar dood woonde Joséphine op Malmaison: zij mocht de titel van keizerin voeren.

Bibl. : Lettres de Napoléon à Joséphine et lettres de Joséphine à Napoléon et à sa fille (2 dln, laatste dr., 1912 en 1929).

Lit.: F. Masson, Joséphine de Beauharnais (1898); Idem, J. impératrice et reine (1898); Idem, J. répudiée (1901); Pichevin, L’Impératrice J. (1909); De Méneval, L’impératrice J. d’après les témoignages de ses principaux historiens (1910); H. Fleischmann, J. infidèle (1910); J. Turquan, La générale Bonaparte (2de dr., 1910); Idem, L’Impératrice J. (2de dr., 1912); McNoir Wilson, J. (London 1930).

< >