(Jean Louis), Belgisch staatsman (Hoei 2 Jan. 1794 - 18 Mrt 1865), met Devaux en Nothomb een der hoofdleiders van de revolutie in 1830, studeerde rechten te Luik en vestigde zich in 1819 als advocaat in zijn geboortestad. Op 10 Mrt 1824 stichtte hij met Devaux en de twee gebroeders Rogier het dagblad Mathieu Laensbergh, dat vier jaar nadien met de Gazette de Liège werd versmolten tot Le Politique, het Nederlands bewind bestreed en op 15 Juli 1830 voor de rechter werd gedagvaard.
Bij het uitbreken der revolutie werd hij lid van het Voorlopig Bewind, werkte mede aan de redactie van de grondwet, zetelde in het Nationale Congres als afgevaardigde voor Hoei, sprak zich uit voor een grondwettelijke monarchie, tegen de Hertog van Nemours en voor de Hertog van Leuchtenberg. Op 12 Febr. legde hij een wetsontwerp ter tafel, strekkende tot de verkiezing van een Luitenant-Generaal van het koninkrijk. Na de verkiezing op 24 Febr. van Surlet de Chockier tot Regent werd hij op 27 Mrt minister. Samen met Devaux verdedigde hij de candidatuur van Leopold van Saksen-Coburg, wist op 4 Juni diens verkiezing in het parlement te verkrijgen en op 9 Juli het verdrag der 18 artikelen te doen aanvaarden. Bij de inval van het Noord-Nederlandse leger trof hij ijlings met koning Leopold, die te Luik vertoefde, noodmaatregelen en trad op 4 Aug. in de regering. Na de Campagne der Tien Dagen en de bevrijding van het grondgebied nam hij ontslag en werd te Hoei tot volksvertegenwoordiger verkozen. Tijdens de bewogen debatten over de aanvaarding van het verdrag der 24 artikelen (1 Nov. 1831) sprak hij de beslissende redevoering uit. Op 22 Oct. aanvaardde hij de portefeuille van Justitie in moeilijke omstandigheden tot aan de ontbinding der Kamers op 28 Apr. 1833. Hij werd te Hoei verslagen, maar te Brussel verkozen en bleef gedurende 15 jaar de hoofdstad vertegenwoordigen. Hij verliet het ministerie op 1 Aug. 1834 en was gedurende zes jaar gouverneur der prov. Namen. Toen Willem I zich op 14 Mrt 1838 neerlegde bij de 24 artikelen, sprak hij op 18 Mrt 1839 een ophefmakende rede uit, opdat het land met de onvermijdelijke gevolgen zou instemmen.Gedurende zes maanden trad hij op als tijdelijk gevolmachtigd minister te Frankfort en hervatte daarna zijn ambt als gouverneur. Op 18 Apr. 1840 stelde hij het eerste homogene ministerie, zonder medewerking van rechts, samen en nam de leiding van het departement van Buitenlandse Zaken op zich. Onder zijn bestuur verkregen de zoons van de koning de titel van Hertog van Brabant en van
Graaf van Vlaanderen ten einde een band te smeden tussen verleden en heden. Bij de val der regering op 13 Apr. 1841 geraakte hij in moeilijkheden met de vorst, bestreed de samenstelling van gemengde regeringen en werd in 1847 andermaal te Hoei tot volksvertegenwoordiger verkozen. Hij weigerde in 1852 een regering te vormen. Ter gelegenheid van de 25ste verjaring van ’s lands onafhankelijkheid werd hij in 1857 benoemd tot Minister van Staat, maar weigerde de titel van graaf. Op 16 Aug. 1869 onthulde koning Leopold II te Hoei het standbeeld voor Lebeau.
Bibl.: Observations sur le pouvoir royal (Bruxelles 1830); La Belgique depuis 1847 (Bruxelles 1852); Lettres aux électeurs Beiges (Bruxelles 1853-1857); Souvenirs personnels (Bruxelles 1883); Bijdragen in Mathieu Laensbergh (1824); Le Politique (1829); Mémorial Beige (1831); L'Indépendance (1832) en La Revue Nationale (1840).
Lit.: Th. Juste, Joseph L. (Bruxelles 1865); P. Carré Joseph L. (Huy 1923); L. de Lichtervelde, Essai sur Joseph L. Revue Générale (1931); C. Bronne. Joseph L. (Bruxelles 1944); F. Daxhelet, Joseph L. (Bruxelles 1945)